met het essay van Jeroen Gerrits ‘Cavell,film en feminisme’ ondertitel ‘Stella Dallas en de controverse rond de ‘onbekende vrouw” uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Daar is geen specialistisch jargon voor nodig. En als we er wel moeite mee hebben om onze gedachten in woorden te vatten,dan duidt dat er eerder op dat die gedachten zelf niet zo helder zijn(in tegenstelling tot wat we misschien graag zouden geloven)dan dat de taal ontoereikend is. Een ander,hieraan gerelateerd basisprincipe stelt dat als we de betekenis van een woord of begrip willen weten,we moeten onderzoeken in welke verschillende contexten het in het dagelijks taalgebruik zinvol gebezigd is. Filosofie van de gewone taal is op verschillende manieren relevant voor het scepticisme. Een manier is de volgende. Als iemand(A) iets vraagt of zegt,bestaat altijd de mogelijkheid dat de geadresseerde(B) niet begrijpt wat wordt bedoeld. In dat geval kan de A de vraag of stelling herformuleren of uitleggen,maar wellicht snapt B dan nog niet wat A wil zeggen. Woorden worden continue in een nieuwe context toegepast,en meestal levert dat geen enkel probleem op,maar niets kan garanderen dat er nooit een situatie zal ontstaan waarin misverstanden tot de conclusie leiden dat A en B elkaar ‘gewoon’ niet begrijpen. Dit brengt Wittgenstein tot de conclusie dat zich geen solide bodem onder ons taalgebruik bevindt die wederzijds begrip garandeert. De scepticus induceert uit het feit dat er geen onwrikbare een-op-een relatie bestaat tussen woorden en hun betekenissen dat we er nooit zeker van kunnen zijn dat we elkaar begrijpen.'(bladzijde 212-213) Wordt vervolgd. Nu weer een verhaal van Robert Walser uit Raster 8(1978). Titel van het verhaaltje ‘Zondagmorgen’. (Vervolg) ‘Langs zondags geklede mensen ging ik mijn oude,dierbare wonderwoud binnen en later aan de andere kant weer uit,waar ik weer weg en veld,grijze hemel,boom en huis en andere mensen tegenkwam. Er lag in alle winterkou en – uitgestorvenheid zoveel warme rust,zoveel oeroud en eeuwig weer jong en welgemoed leven! Een groene heuvel blikt schalks naar mij omlaag. Ik hou,hou van mijn platteland met al zijn hoeken en gaten,zijn welvingen en weggetjes. Al gauw was ik weer thuis op mijn prettig verwarmde kamer. Ik zette mij aan de tafel,greep mijn pen en schreef dit.[1914](bladzijde 15) Wordt vervolgd.