met het essay van Jeroen Gerrits ‘Cavell,film en feminisme’ ondertitel ‘Stella Dallas en de controverse rond de ‘onbekende vrouw” uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Zonder verder op dit artikel in te gaan verwijt Modleski Cavell dat hij geen feministische critici van de vrouwenfilms (inclusief Now,Voyager)aanhaalt of zelfs maar bij naam noemt. Daarmee houdt hij een systeem in stand waarin vrouwen niet erkend en hun stemmen niet gehoord worden,en hun identiteiten ‘onbekend’ blijven. Bovendien hekelt zij Cavells poging de vrouwenfilms te willen redden van wat Cavells ‘feministische laatdunkendheid’ noemt,waarmee hij doelt op de neerbuigende visie op alles wat Hollywood te bieden heeft. Volgens haar proberen feministische filmdeskundigen dit genre juist te ontrukken aan de neerbuigende houding van mannelijke critici. Deze aantijgingen kunnen de repliek moeilijk weerstaan dat Cavell wel degelijk verschillende feministische critici (inclusief Modleski zelf)bij naam noemt in het gewraakte artikel. Bovendien wijst Cavell er in zijn reactie op Modleski’s brief fijntjes op dat,in tegenstelling tot zijn eigen werk,de feministische filmtheorie een dominante stroming vormt binnen de filmstudies,wat de claim van het onerkend blijven als een vorm van machtsuitoefening doet voelen.'(bladzijde 219-220) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van een verhaaltje van Robert Walser uit Raster 8 (1978). ‘Wie zou op het idee komen mij dat kwalijk te nemen? Als jongen al droomde ik graag;ik werd groter en weer kleiner. Glooiend klimt het bestaan en daalt weer en blijft belangrijk. Het is niet zo dat men daar het indrukwekkendst leeft,waar over belangrijke zaken gesproken wordt. Onderhandelingen verminderen hun onderwerp,zuigen de bronnen de een na de ander op. Conversatie vermoeit. Verleden en heden verkwikken de eenzame in gelijke mate.’ (bladzijde 26) Het verhaaltje wordt vervolgd.