met het essay van Jeroen Gerrits Çavell,film en feminisme’ ondertitel ‘Stella Dallas en de controverse rond de ‘onbekende vrouw” uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Al snel blijkt evenwel dat Stella moeilijker aan de verfijnde gebruiken van de hogere middenklasse kan wennen dan Stephen (en zijzelf) had gehoopt. Zij gaat graag uit dansen,haalt banale grappen uit,en met name haar omgang met de vulgaire,stevig drinkende Ed Munn blijft Stephen een doorn in het oog. En het blijft niet bij reprimandes van haar echtgenoot,die haar ervan beschuldigt een slechte moeder te zijn;het wordt Stella steeds duidelijker dat haar sociale omgeving totaal niets van haar moet hebben. Als Stephen wegens een promotie naar New York dient te verhuizen en Stella weigert mee te gaan met deze nieuwe start,besluit het echtpaar afzonderlijk van elkaar verder te leven,zonder overigens tot een echtscheiding over te gaan. Laurel blijft in eerste instantie bij haar moeder wonen,en Stella neemt haar moederrol steeds serieuzer. De hechte moeder-dochterband komt echter steeds verder onder druk te staan vanwege de voortdurende sociale minachting voor Stella. Zelf kan ze dit wel aan,maar als de opgroeiende Laurel eveneens sociaal uitgesloten dreigt te worden op grond van haar moeders gedrag,wordt Stella’s positie complexer. Als Stephen jaren later een verzoek tot echtscheiding indient om met de rijke weduwe Helen te kunnen trouwen,weigert Stella in eerste instantie. De inmiddels toegewijde moeder probeert Laurel zonder de voor de hand liggende hulp van haar vader tot de hogere kringen van de maatschappij te laten doordringen. Zij neemt Laurel mee naar een luxe vakantieoord,waar Laurel een relatie begint met upperclass-yup Richard.'(bladzijde 220-221) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaaltje ‘De eenzame’ van Robert Walser uit Raster 8 (1978). ‘Maar misschien doen anderen al genoeg goeds,verontschuldigingen vindt degeen die vertrouwen heeft altijd. Er moet er ook een zijn die nonchalant is en blijmoedig gelooft dat dat geen kwaad kan. Verjongingen zonder eind omlispelen hem. Hij hoort het zingen van de oerstroom door de stille uren. Op weg terug naar zichzelf dijde hij uit. Voor de mensen vlucht hij niet. Hoe graag zou ik mijzelf innemend zien,hoezeer wenste ik niet tot hun kring te behoren. Maar ik geloof niettemin gedaan te hebben wat ik kon om mijzelf te sparen. Ik bleef gewillig.'[1924] Er komen nog meer verhaaltjes.