met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Des te beter als bezoekers het werk uitlachten en bespotten,dat bevestigde alleen maar de revolutionaire aard van de kunst. Zo was de traditie. Omdat de ongebruikelijk strenge selectie veel werken had buitengesloten van de Salon van 1863,stelde keizer Louis-Napoleon voor een ‘Salon des refusés’ te houden waarop de van het hoofdevenement buitengesloten kunstenaars hun werk konden laten zien als ze dat wilden. Zoals verwacht lagen de Parijzenaars dubbel van het lachen bij het zien van schilderijen zoals Manets ‘Olympia’,van de beroemde prostituee Victorine Meurant,die naakt en mooi maar met vieze voeten en een lint om haar hals de lachende toeschouwer als het ware boos aankijkt terwijl een zwarte bediende haar bloemen bezorgt,die ongetwijfeld door een rijke klant zijn gestuurd. Claude Monet zorgde er later voor dat een groep bewonderaars ‘Olympia’ kocht,en uiteindelijk werd het werk een nationale schat. Een belangrijke aanschaf op de tentoonstelling in 1905,’La femme au chapeau’ van Matisse,werd gedaan door de Amerikaanse verzamelaar Leo Stein – niet Gertrude(!) -,die oorspronkelijk een van de mensen was geweest die vonden dat Matisse niet kon schilderen. Stein herinnert zich zijn eerste indruk van ‘La femme au chapeau’:’Briljant en krachtig,maar de lelijkste verfstreken die ik ooit had gezien.’ Het was de eerste aankoop van een Matisse door een Amerikaan,vertelt John Cauman. Matisses echtgenote had model gestaan,en waarschijnlijk wilde de schilder haar sterke,onafhankelijke karakter zichtbaar maken.'(bladzijde 22-23) Wordt vervolgd. Nu weer een verhaaltje van Robert Walser uit ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. Titel van het verhaaltje’Wereld’. ‘Als de oude heer Scheurleer ’s avonds iets te laat thuiskwam,legde zijn zoon de heer Vlegel hem meteen over de knie en ranselde hem stevig af. ‘Voortaan’, sprak de zoon tot zijn vader,’geef ik je helemaal geen huissleutel meer,heb je dat begrepen!’- We weten niet of het zo zonder meer gesnapt werd. De volgende morgen kreeg de moeder van haar dochter een knallende oorveeg (luidknallend is het juiste woord),omdat ze te lang voor de spiegel had gestaan. ‘IJdelheid’,sprak de verontwaardigde dochter,’is een schande voor zulke oude mensen zoals jij’,en joeg de arme ziel de keuken in. Op straat en in de wereld gebeurden de volgende ongekende dingen:de meisjes liepen de jongeheren overal achterna en vielen hen lastig met hun oneerbare voorstellen. Sommige van deze achtervolgde jongens begonnen te blozen als naderbijzwalkende dames hen brutaal aanspraken. Één zo’n dame deed bij klaarlichte dag een openlijke aanval op een goed aangeschreven staande burgerzoon van geheel onbesproken gedrag,die schreeuwend op de vlucht sloeg. Ikzelf,ongeremder en minder deugdzaam,liet mij door een jong meisje aanklampen. Ik stribbelde even tegen,maar louter uit bestudeerde aanstellerij,waardoor ik het vurige meisje alleen nog maar meer opwond. Ik had het geluk door haar in de steek gelaten te worden,wat me goed uitkwam omdat ik alleen maar val op dames van beter allooi.'(bladzijde 12) Wordt vervolgd.