met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Ik heb geprobeerd de geschiedenis van moderne kunst in grote stappen te schetsen tot het punt waarop ik eindelijk de echte vraag kan behandelen. Iets in de manier waarop over kunst werd gedacht gaf antwoord op de vraag wat kunst is. Ik wil een korte analyse maken van de twee kunstenaars die volgens mij de grootste bijdrage hebben geleverd aan dit onderwerp – Marcel Duchamp in 1915 en Andy Warhol in 1964. Allebei waren ze verbonden aan een beweging: Duchamp aan het dadaïsme en Warhol aan de popart. Beide bewegingen waren in zekere mate filosofisch,en hadden uit het begrip kunst bepaalde voorwaarden verwijderd waarvan juist werd verondersteld dat die onlosmakelijk waren verbonden met wat kunst is. Als dadaïst probeerde Duchamp zich uit dada-principe te onthouden van het maken van mooie kunst. Dat deed hij om politieke redenen. Het was een aanval op de bourgeoisie,die door dada verantwoordelijk werd gehouden voor de Eerste Wereldoorlog,die door veel leden van de beweging werd doorgebracht in Zürich of,zoals Duchamp,in New York toen Amerika aan de oorlog was gaan deelnemen. Zo maakte hij door het tekenen van een snor op een ansichtkaart van de Mona Lisa het beroemde portret van een mooie vrouw ‘lelijk’. In 1912 – het jaar waarin hij onder druk was gezet ‘Naakt dat een trap afdaalt no 2’ weg te halen van een kubistische expositie – bezocht Duchamp een luchtvaartshow vlak buiten Parijs,samen met de schilder Fernand Léger en de beeldhouwer Constantin Brancusi.'(bladzijde 39-40) Wordt vervolgd. Nu het vervolg van het verhaal ‘De schrijver(I)’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Hij gaat naar huis,vernietigt al zijn papieren,geeft de schrijftafel zo’n enorme trap dat hij omdondert,verscheurt een net begonnen roman,rukt de onderlegger aan flarden,gooit de voorraad schrijfpennen door het open raam naar buiten,schrijft zijn uitgever:’Geachte heer,ik smeek u uw geloof in mij op te geven’ en zoekt zijn heil in lange voettochten. Zijn razernij en zijn schaamte komen hem overigens na korte tijd belachelijk voor en hij zegt tegen zichzelf dat het niet meer dan zijn taak en plicht is opnieuw aan het werk te gaan. Zo doet de één ’t,de ander doet ’t misschien een tikkeltje anders. Nooit verliest een als schrijver geboren schrijver de moed;hij heeft een bijna ononderbroken vertrouwen in de wereld en in de duizend nieuwe mogelijkheden die zij hem iedere morgen opnieuw biedt.'(bladzijde 21) Wordt vervolgd.