met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Volgens ‘Marcel Duchamp:Artist of the Century’,onder veel andere bronnen,stonden de kunstenaars daar tegenover een grote,houten vliegtuigpropeller. Duchamp zei:’Schilderkunst heeft haar beste tijd gehad,’ en terwijl hij op de propeller wees,voegde hij daar nog aan toe:’Wie presteert iets beters dan die propeller?Kunnen jullie dit?’ Misschien stond de propeller voor snelheid,wat door de futuristische schilders – en ook door Duchamp – als teken van moderniteit werd beschouwd. Of misschien stond hij voor vliegen,wat vrij nieuw was. Of misschien wel voor macht. Het voorval werd niet verder toegelicht. Maar het was een vroege uitspraak waarin een machine werd vergeleken met of afgezet tegen kunstwerken. De propeller was in ieder geval geen voorbeeld,en kon dat ook niet zijn,van wat Duchamp ‘readymades’ noemde – een uitdrukking die hij in de etalage van een kledingzaak had gezien,waar die in contrast stond met ‘op bestelling gemaakt’. Dat was in 1915,toen hij de haven van New York binnenvoer als een beroemd man,dankzij ‘Naakt dat een trap afdaalt no 2’. In interviews met de pers leek hij te zeggen dat schilderen Europees was,en dat alle Europese kunst ‘haar beste tijd had gehad’. Tegen de journalisten zei hij:’Realiseerde Amerika zich maar dat de Europese kunst voorbij is – dood – en dat Amerika het land van de kunst van de toekomst is,in plaats van te proberen alles wat jullie doen op Europese tradities te baseren … Moet je die wolkenkrabbers eens zien!’ Later noemde hij ook de bruggen en, berucht,het Amerikaanse loodgieterswerk.'(bladzijde 40) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘De schrijver(I)’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Hij kent elk soort vertwijfeling maar ook elk soort geluksgevoel. Het wonderlijke is dat hem eerder de successen dan de fiasco’s wantrouwig maken jegens zichzelf;maar dat komt misschien alleen maar doordat zijn denkmachine onafgebroken in beweging is. Zo nu en dan maakt de schrijver fortuin,maar hij geneert zich er bijna voor stapels geld verworven te hebben,en hij maakt zich in dat soort gevallen met opzet klein teneinde de giftige peilen van de afgunst en de spotzucht zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Een heel natuurlijke houding! Maar wat,wanneer hij arm en geminacht voortleeft,in vochtige,kille vertrekken,aan tafels waarop het ongedierte hem tegemoet kruipt,in bedden van stro,in huizen vol liederlijk kabaal en geschreeuw,langs volstrekt verlaten wegen,in de nattigheid van de stromende regen,op zoek naar levensonderhoud dat,omdat hij wellicht een domme indruk maakt,geen zinnig mens hem zal verschaffen,onder de gloed van de hoofdstedelijke zon,in herbergen vol ontberingen,in gebieden vol storm of in toevluchtsoorden zonder de vriendelijkheid en huiselijkheid die in die naam zo mooi besloten liggen?'(bladzijde 21-22) Wordt vervolgd.