met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘De definitie van kennis in ‘Theaetetus’ bestaat uit twee voorwaarden,en de zoektocht naar meer voorwaarden is een belangrijk onderdeel van de epistemologie. Als in de twintigste eeuw de abstracte kunst en daarna de readymades opduiken,stort Socrates’ definitie van kunst volledig in elkaar. Ongetwijfeld was mimesis,om het Griekse woord te gebruiken,de meest voorkomende kunstvorm in het Westen en zijn westerse kunstenaars daar steeds bedrevener in geworden. Toen de camera werd uitgevonden,duurde het nog een aantal decennia voordat het menselijke gezicht levensecht kon worden weergegeven,maar de camera heeft vroege pogingen van imitatie,zoals die van Giotto of Cimabue,niet ongeldig gemaakt als kunst. Imitatie kan nu niet langer deel uitmaken van de definitie van kunst,omdat de moderne en hedendaagse kunst barst van de tegenvoorbeelden. En niemand kan weten hoe kunst er over twee millennia zal uitzien! We weten pas dat het einde van kunst is bereikt als het zover is. Ondanks zijn scherpzinnigheid zegt Socrates weinig over de toekomst van kunst. Hij lijkt te denken dat dingen in principe zullen doorgaan zoals ze zijn. Door abstracte kunst en readymades is het steeds moeilijker geworden om een definitie van kunst te vinden. Daarom is de vraag ‘Wat is kunst?’ al vaker en dikwijls veel vuriger besproken. Het leuke aan imitatie is dat mensen in de culturen zoals die waarin Socrates zijn definitie formuleerde,over het algemeen in staat zijn kunst als zodanig te herkennen. Maar hebben definities eigenlijk wel zin? Wittgenstein geeft een voorbeeld waarin definities zinloos lijken,omdat we ook zonder kunnen:het begrip spel.'(bladzijde 47) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal “Aschinger’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Sommige van de mensen die om mij heen zitten,praten al etend met elkaar. De gewichtigheid waarmee ze dat doen,oogt prettig. Als je toch bezig bent iets te ondernemen,onderneem het dan waardig en zakelijk. Waardigheid en zelfbewustzijn hebben een onbezorgde uitwerking,tenminste op mij,en daarom sta ik graag in een van onze Aschinger-zaken,maakt niet uit welke,waar de mensen tegelijkertijd drinken,eten,praten en denken. Zoveel transacties als hier al uitgedacht zijn! En het mooiste is:je kan urenlang op je plek staan,dat stoort niemand,dat vindt niemand van al diegenen die komen en gaan,vreemd. Wie hier bescheidenheid kan waarderen,die redt zich,hij kan leven,niemand zit hem in de weg. Wie niet zo heel speciaal aanspraak maakt op hartelijkheid,die mag een hart hebben,dat is hem vergund.'(bladzijde 25) Dit was het verhaal. Wordt vervolgd.