met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Meestal kunnen we wel zeggen wat een spel is. Maar als we nadenken over de verscheidenheid aan spellen – hinkelen,poker,ganzenborden,mikado,flesjes draaien,verstoppertje en talloze andere – is het moeilijk om aan te geven wat ze gemeenschappelijk hebben. Daarom is het moeilijk een definitie te maken,ook al vinden kinderen het maar zelden moeilijk om verschillende spelletjes te leren en te spelen. Je zou kunnen zeggen dat spellen speels zijn,en niet serieus. Maar dat kan niet bij de definitie horen,omdat er soms ware rellen worden getrapt als een team verliest. En de opmerking ‘Het is maar een spelletje’ zou dat niet tegenhouden. Dus hebben we geen definitie en volgens Wittgenstein zou het hebben van een definitie ons ook niet wijzer maken. Meer dan het vinden van een ‘familiegelijkenis’ kunnen we niet doen. Een kind kan bijvoorbeeld zijn vaders neus hebben en zijn moeders ogen. Of we kunnen ons verschillende dingen voorstellen:a,b,c en d. Maar hoewel a op b lijkt,b op c en c op d,lijkt a niet op d. Dus is er geen allesomvattende eigenschap waarop we een definitie kunnen baseren. Wat interessant,dachten Wittgensteins aanhangers,dat spellen geen gemeenschappelijk kenmerk hebben! Zelfs filosofen zochten niet verder. In 1956 is een poging gedaan om het paradigma spel te vervangen door het paradigma kunst. Morris Weitz publiceerde een belangrijk artikel,’The Role of Theory in Aesthetics’,waarin hij stelt dat kunst een open begrip is,wat gevoelsmatig lijkt te kloppen als we denken aan de enorme verscheidenheid aan voorwerpen in een encyclopedisch museum.'(bladzijde 48) Wordt vervolgd. Nu weer een verhaal van Robert Walser. Titel ‘Gebirgshallen’. Uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Kent u de Gebirgshallen onder de linden? Misschien moet u eens een tochtje daarheen wagen. De toegang kost maar dertig pfennig. Ook al ziet u de caissiëre brood of worst eten,dan moet u niet vol walging rechtsomkeert maken,maar meteen bedenken dat het ’t avondmaal is dat daar genuttigd wordt. De natuur eist overal haar rechten op. Waar natuur is,daar is betekenis. En nu gaat u naar binnen,de bergen in. En daar zult u een grote gestalte,een soort Rubezahl,tegenkomen,dat is de eigenaar van het lokaal,en u zult er goed aan doen hem te groeten door even uw hoed af te nemen.’ (bladzijde 26) Wordt vervolgd.