met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Matta-Clark hakte huizen in stukken,Smithson maakte de ‘Spiral Jetty’,Serra gebruikte de muren en vloeren van Leo Castelli’s pakhuis als gietvorm,Lewitt gebruikte blokken lava voor monumentale kunst – en Simonds maakte kleine huisjes van klei in de scheuren van gebouwen in wat later SoHo zou worden – hij beweerde dat ze bewoond werden door ‘little people’. Weitz en zijn aanhangers zouden kunnen zeggen dat de jaren zestig en zeventig alleen maar bevestigden dat kunst een open concept is,wat soms ‘anti-essentialisme’ wordt genoemd. Ik ben daarentegen een essentialist. Mijn idee is dat de logica van de kunstgeschiedenis doet lijken alsof kunst een open concept is:misschien was de Griekse kunst mimetisch,de romaanse kunst was dat bepaald niet. Abstracte kunst bewijst dat imitatie niet bij het wezen van kunst hoort – maar abstractie ook niet. We weten eigenlijk niet wat erbij hoort. Ik denk echter dat Warhol ons kan helpen om te begrijpen wat er waarschijnlijk bij het wezen van kunst hoort,zolang er al kunst wordt gemaakt. Het probleem is dat uitgerekend filosofen concluderen dat kunst een open concept is omdat ze geen gemeenschappelijke visuele kenmerken kunnen vinden. Volgens mij zijn ze gestopt met zoeken,want ik denk dat er ten minste twee kenmerken eigen zijn aan kunstwerken,die daarom bij de definitie van kunst horen. We hoeven alleen maar te speuren naar een kenmerk dat kunstwerken met elkaar gemeen hebben. In de tijd van Wittgenstein hadden filosofen er veel vertrouwen in dat zij konden aanwijzen welke creaties de kunstwerken waren.’ (bladzijde 52-53) Wordt vervolgd. Nu weer een verhaal van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. Titel ‘In de tram’. ‘Het is een goedkoop genoegen,reizen per tram. Komt de tram eraan,dan stap je in,waarbij je wellicht een edel vrouwspersoon hoffelijk voor laat gaan,en de tram rijdt verder. Meteen merk je dat je tamelijk muzikaal aangelegd bent. De tederste melodieën komen in je hoofd op. In een mum van tijd heb je jezelf tot een eerste dirigent of zelfs componist opgewerkt. Ja,zo is het inderdaad:het menselijk brein begint in de elektrische tram onwillekeurig liederen te componeren,liederen die in hun onwillekeurigheid en ritmische plechtstatigheid zo bijzonder zijn dat je geneigd bent te geloven dat je ter plekke onverhoeds een Mozart geworden bent.’ (bladzijde 28) Wordt vervolgd.