met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Vanuit dat gezichtspunt is het zinvol om de stijl van de Brillo-dozen te bekijken,ontworpen door James Harvey,die overdag werkte als grafisch ontwerper. In de eerste plaats is zijn Brillo-doos niet gewoon een verpakking voor Brillo-sponsjes;het is de visuele viering van Brillo. Dat kun je zien door te kijken naar de manier waarop Brillo tegenwoordig wordt verzonden:in onopvallend bruin verpakkingsmateriaal als pornografische lectuur. Niets geeft duidelijker uitdrukking aan het verschil tussen toen en nu als het verschil tussen de verpakking uit 1964 en de huidige verpakking. De dood van 1964 is versierd met twee golvende rode vlakken en een witte ertussen,die in een vloeiende beweging om de dood heen stromen als rivieren. Het woord ‘Brillo’ staat in opvallende letters gedrukt:de medeklinkers in blauw,de klinkers in rood,op de rivier van wit. Rood,wit en blauw zijn de kleuren van het vaderland,net zoals de golf een kenmerk is van water en vlaggen. Dit verbindt properheid met plicht,en transformeert de zijkant van de doos in een vlag van vaderlandslievende reiniging. De witte rivier suggereert het figuurlijke wegspoelen van vuil,waarna alles schoon is. Het woord ‘Brillo’ straalt een opwinding uit die nog wordt vergroot door verschillende andere woorden – het idioom van de reclame – die her en der op de zijkanten van de doos staan gedrukt,zoals het idioom van revolutie of protest krachtig wordt verkondigd op de spandoeken en posters van demonstranten. De sponsjes zijn enorm. Het product is NIEUW! Het GEEFT VLUG GLANS AAN ALUMINIUM. De doos straalt verrukking uit,en is op zijn manier een meesterwerk van visuele retoriek,dat is bedoeld om mensen eerst aan te zetten tot de koop van het product en daarna tot het gebruik ervan.'(bladzijde 59-60) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘Schets (I)’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Hij was jong en toch al,zo leek het,op de proef gesteld;ijzersterk stond hij daar,een toonbeeld van standvastigheid en volharding,en toch zag hij eruit alsof hij naar overweldigende zachtmoedigheid en vertrouwelijkheid verlangde. Toen raakte zij,ogenschijnlijk zonder opzet en als bij toeval,zijn arm aan. Zij bloosde en dacht:’Hij merkt wat ik wil.’ Ook hij bloosde. Toen dacht zij bij zichzelf:’Wat een fantastische man! Hij heeft oog voor mij. Hij is een ridder.’ Hij gedroeg zich nu in haar ogen steeds mooier en gaf steeds meer blijk van kracht,trots en tederheid. Zij dacht:’Ik ben verliefd. Ik mag weliswaar niet verliefd zijn want ik ben getrouwd. Maar ik ben verliefd.’ Zij gaf hem dat met haar ogen te verstaan,en hij beschikte over genoeg opmerkzaamheid,hoffelijkheid en intelligentie om te begrijpen wat zij bedoelde,wat zij voelde en wat zij verlangde. En hier begon de roman. Als ik nou geen schrijver maar een schrijfster was,zou ik hierop aansluitend meteen twee boekdelen vol schrijven.'(bladzijde 31) Dit was het verhaal. Wordt vervolgd.