met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Hoe kan daar antwoord op worden gegeven? Naar mijn mening zou je moeten vaststellen of zo’n metafysische intentie echt consistent is met of zelfs voortvloeit uit de betekenis van de episoden die Michelangelo op het gewelf heeft afgebeeld. Hierin verschil ik van mening met Gianluigi Colalucci,die verantwoordelijk was voor de restauratie en besloot de interpretatie te omzeilen door zijn aandacht te richten op de toestand van de verf,en het plafond dus te behandelen als een materieel object. ‘Bij het conserveren van kunst ligt objectiviteit tegenwoordig ten grondslag aan een goede werkwijze,’ benadrukt Colalucci. Ondanks het feit dat ‘de discussie over de schoonmaak van het Sixtijnse plafond een agressieve en zelfs apocalyptische ondertoon heeft aangenomen’ zouden we alleen door objectief handelen – ‘stap voor stap en penseelstreek voor penseelstreek’- toegang krijgen tot kennis over ‘de ware aard van Michelangelo’s kunst’. En Colalucci formuleert zijn restauratiecredo:’Ik geloof dat volledige passiviteit de beste aanpak is voor het werken aan Michelangelo…Zodra wij pogen een kunstwerk te interpreteren,leggen we voorwaarden op aan het schoonmaakproces.’ Ik vind daarentegen dat interpretatie wel degelijk voorwaarden moet opleggen aan het schoonmaakproces,en dat wat Colalucci uiteindelijk bereikte verdedigd had kunnen worden met de bewering dat uit niets wat intrinsiek is aan de betekenis van Michelangelo’s beeldtaal een interpretatie van het plafond voortvloeit die is gebaseerd op het bijna monochrome spel van licht en donker dat de neoplatoonse lezing vereist.'(bladzijde 80 ) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘Helblings geschiedenis’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Er moeten ook mensen zijn die helemaal geen spoor van verbeteringsvatbaarheid bezitten en geen greintje talent zich aan het gedrag van anderen te ontwikkelen. Nee,ik ontwikkel mij niet,want ik vind het beneden mijn waardigheid me aan zo’n ontwikkelingsdrang over te geven. Bovendien ben ik al ontwikkeld genoeg om met een zekere welgemanierdheid een stok in mijn hand te kunnen dragen en een vlinderdas om mijn kraag te binden en de eetlepel met mijn rechterhand vast te pakken en op een desbetreffende vraag te zeggen:’Dank u,ja het was heel leuk gisteravond!’ Wat zou zo’n ontwikkeling dan van mij maken? Hand op mijn borst:ik geloof dat die ontwikkeling helemaal bij de verkeerden terechtkomt. Ik streef naar geld en naar comfortabele waardigheden,dat is mijn ontwikkelingsdrang!'(bladzijde 40) Wordt vervolgd.