met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Voor beide moeten misschien conclusies getrokken worden,maar die eerste conclusie is van het soort dat we iedere dag trekken zonder erover na te denken. Dat leren we,bij wijze van spreken,op de schoot van onze moeder. Op de blik van liefde reageren wij spontaan met liefde. Er staat zoveel te lezen op het gezicht van een moeder als ze haar baby voedt of verzorgt,dat de betekenis van liefde al in de eerste ogenblikken van interactie tussen beiden wordt overgedragen. Dat is,denk ik,wat Wollheim aan zijn lezers probeert duidelijk te maken. Ik heb ergens gelezen dat als de persoon die voedt een masker draagt,het kind niet zal eten – wat een gevaarlijk experiment! Ik denk dat zelfs een lachend masker – een ‘happy face’ bijvoorbeeld – hetzelfde effect zou hebben. Zoveel hangt af van wat het kind direct begrijpt over zijn moeders gevoelens en uitdrukkingen. Er zijn zo veel gezichtsspieren gemoeid met liefdevolle blikken! Ruimte voor vergissing lijkt er nauwelijks te zijn,hoewel het logisch gezien natuurlijk mogelijk is dat we ons vergissen. Descartes begint met de angst om ons te vergissen,om misleid te worden door een of andere kwade geest die alles in het werk stelt om ons vergissingen te laten maken. Als een duel tussen mens en duivel. Kan ik de demon verslaan? Bestaat er een weg naar cognitieve rust? Kan ik eigenlijk wel ergens zeker van zijn? Het antwoord is ja. Als ik er altijd naast zit,moet ik in ieder geval denken dat dat niet zo is. Alleen iemand die denkt kan zich vergissen – en als iemand zich altijd vergist moet diegene wel altijd denken. Dus kan een mens zich niet vergissen in het feit dat hij denkt,hoezeer hij er ook naast kan zitten in hetgeen hij denkt.'(bladzijde 114-115) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘DOOI///De schaatsers kris en krassend op het ijs/de trippelsprintjes van een spreeuw/wat anders wegijlt blijft nu liggen/stil veldje vol tekens in de sneeuw///Een blauwdruk van immens gescharrel/half afgemaakt in weggevlogen taal/zo vormden vlokken dalend onder nul/de grond voor een verhaal dat op het punt/van pointe in dooi uiteenvalt en weer kaal'(bladzijde 136) Wordt vervolgd.