met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘En als wij een baby horen huilen weten we dat er zoiets aan de hand moet zijn,al weten we nog niet precies wat. De baby is niet aanwezig in zijn lichaam zoals in een kinderwagen. De baby huilt niet als er een gat in de wagen zit. Het is de belichaming van de geest die Descartes in zijn ‘Traité’ uit 1664 probeert uit te leggen. Hij is oprecht geïnteresseerd in hetgeen er plaatsvindt in een belichaamde ziel:passie en verlangen,de ervaringen van geluiden,geuren,smaken en temperatuurverschillen – de lichamelijke ervaringen die Wollheim beschrijft. Hij is geïnteresseerd in waken en slapen,wat alleen samengaat met belichaamde zielen. Maar er zijn natuurlijk problemen,en een belangrijk probleem wordt een aantal decennia later,in 1714,besproken aan de hand van een briljant beeld in Leibniz’ ‘De monadologie’. Dat voert ons naar de kern van het lichaam/geestprobleem: We moeten trouwens wel bekennen dat de perceptie en wat erbij hoort niet met mechanische redenen valt te verklaren,dat wil zeggen met figuren en beweringen. Als we ons voorstellen dat er een machine is waarvan de bouw het mogelijk maakt om te denken,te voelen en waar te nemen,dan kan men haar vergroot opvatten met behoud van dezelfde verhoudingen,zodat men er kan binnenkomen als in een molen. Hiervan uitgaande kunnen we haar binnenkant bekijken en zullen we slechts onderdelen aantreffen die elkaar voortduwen,maar nooit iets wat een perceptie kan verklaren. Dus moet de verklaring in de eenvoudige substantie worden gezocht en niet in het samengestelde of in de machine.'(bladzijde 120-121) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘NADEREND ONWEER///Heel in de verte nog/rolt iemand van de trap///Dronken verhuizer/die de rommelzolder///Volstapelt met duister/rondkolkend huisraad///Met bijl en snijbrander/nadert hij ons interieur///In de palm van zijn hand/nu vlak boven ons///Valt in een flits/zijn plan te lezen.'(bladzijde 158) Wordt vervolgd.