met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Ik kon wel enigszins accepteren dat die dozen kunst waren,maar vroeg me onmiddellijk af wat het verschil was tussen die dozen en de echte Brillo-dozen uit de supermarkt,waar ze visueel tenslotte op leken. De vraag was niet of je het verschil kon zien,dat was een epistemologische kwestie,maar wat het verschil was,hetgeen filosofen een ontologische kwestie noemen,en die vroeg om een definitie van kunst. Het fantastische aan de jaren zestig was het dagende besef dat alles kunst kon zijn,wat bleek uit alle belangrijke stromingen van die tijd – popart,minimalisme,Fluxus,conceptuele kunst,enzovoorts. Waarin zat het verschil? De heilige mantra in de kunstwereld was Frank Stella’s nukkige ‘Wat je ziet is wat je ziet.’ Maar er is niet veel verschil tussen wat je ziet als je een ‘Brillo Box’ van Andy Warhol ziet of een Brillo-doos van James Harvey. Waarom waren die laatste geen kunstwerken en die van Warhols Factory wel? Daarop heb ik in het eerste hoofdstuk antwoord gegeven,dus wat ik nu wil doen is me afvragen hoe de camera heeft bijgedragen aan het vormen van de filosofische vraag die al een paar duizend jaar rondslingert,’Wat is kunst?’,en uitleggen waarom de paragone tussen fotografie en schilderkunst de laatste moet zijn geweest. Tegen de tijd dat Duchamp en Warhol van het toneel waren verdwenen,was alles in het concept kunst anders. Ruim gezien waren we de tweede fase van de kunstgeschiedenis binnengetreden.'(bladzijde 144-145) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘GEESTGRONDEN//3//De distelklitten waarvan hij/streng na streng haar haar ontdeed/hoe hij de rulle plekken in het zandpad meed – zo/met zijn voorwiel dat hij bijna toch nog slipte/en omkeek triomfantelijk met zijn trotse/brosse kop naar Wies die lichtjes met haar haar/over het stuur gebogen volgde hem,Herman G.//Zie,zei hij,onze banden trekken slangensporen in het zand/en horen zul je zo dadelijk hoe meeuwen schreeuwen/hun snavels wild wettend aan het hemelblauw/boven een strakgespannen zee waaruit golf/na golf ontsnapt en vlokkend uiteenvalt/aan jouw voeten,je wijd gespreide sterke tenen/waarop je benen,je schokkend lijf dat wil en wil.'(bladzijde 258) Wordt vervolgd.