met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Denk maar aan de populariteit van een adelaar als tatoeage,of een rondborstige vrouw van victoriaanse proporties. Ik vind het indrukwekkend dat Kants sterk gecomprimeerde verhandeling over de geest in staat is de logica te behandelen van kunstwerken ongeacht tijd,plaats en cultuur,en te verklaren waarom het formalisme zo’n verzwakte kunstfilosofie is. Ironisch genoeg wordt Kants ‘Kritiek van het oordeelsvermogen’ heel vaak als de basistekst van de formalistische analyse genoemd. Wat het modernistische formalisme wel bereikte – en Greenberg erkende dat ook – was de emancipatie van veel kunst die door bijvoorbeeld de victorianen ‘primitief’ zou zijn gevonden,wat betekent dat die kunstenaars zouden hebben geschilderd of gebeiteld als negentiende-eeuwse Europeanen als ze hadden geweten hoe dat moest. Afrikaanse beelden werden vanwege hun ‘expressieve vorm’ gewaardeerd door Roger Fry en door het strenge lid van de formalistische Bloomsburygroep Clive Bell in zijn boek ‘Art’. Dat betekende dat ze eigenlijk als versiering werden gezien,net als tatoeages volgens Kant. Ik vraag me vaak af of degenen die Kants esthetica loofden wel tot paragraaf negenenveertig van zijn boek zijn gekomen,waar hij zijn uitermate beknopte visie ontvouwt over wat kunst belangrijk maakt voor mensen. Je zou niet zozeer je smaak moeten verbreden,zoals Greenberg het verwoordt,als wel tot het besef moeten komen dat Afrikaanse of Oceanische kunst is gemaakt vanuit de specifiek bij die culturen horende esthetische ideeën.'(bladzijde 159) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit de bundel ‘Niemand wint’. ‘IN DE BLINDENSTOK////Het uiteinde van de gestreepte stok/tikt even tegen de grootste microscoop/en het ik explodeert///Voorbode die heimwee achterlaat/en je ogen opent in de blindenstok/die zich een weg baant door de sterrenstelsels.///Straks kunnen wij gaan;straks!///Nu nog lokt grillige muziek ons/deze kant op,de kant van/het oorverdovend vogelbos.'(bladzijde 12) Wordt vervolgd.