met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Je zou kunnen zeggen dat Kant een cursus moderne kunstgeschiedenis nodig had. Hij zou tot het inzicht gebracht moeten worden dat het inderdaad kunst zou kunnen zijn. Dat zou een scholing vereisen waarin we systematisch alle redenen zouden weerleggen die hij zou kunnen aanvoeren voor de stelling dat het geen kunst was. En dat geldt eigenlijk ook voor Charles Lisanby. Voor 200 dollar kon je op Warhols eerste expositie in de Stable Gallery in 1962 al een ‘Liz’ kopen. Vandaag de dag zou je daar op een veiling tussen de 2 en 4 miljoen dollar voor krijgen. Het fundamentele filosofische punt is echter dat kunst altijd meer is dan een paar noodzakelijke voorwaarden voor kunst. Laten we een eenvoudig voorbeeld nemen:’Campbell’s Soup Cans’ van Warhol uit 1962. Het idee was ongehoord tot hij het deed. Maar hij had de soepblikken ook als een oude meester kunnen schilderen,in clair-obscur. Er zijn oneindig veel manieren van belichaming. Hij koos ervoor om de blikjes in een vorm van vier bij acht stuks te schilderen,en hij liet geen ruimte over voor een drieëndertigste blikje. Hij schilderde de blikjes alsof ze bestemd waren voor een kleurboek voor kinderen,precies zoals ze waren. Gezien de overvloed aan keuzes lijkt het waarschijnlijk onmogelijk om kunst te definiëren. Alle keuzes zijn verenigbaar met kunstzijn,maar ze zijn niet noodzakelijk om kunst te zijn. Het beste dat kan worden bereikt is wat Kant en ik hebben gedaan – een aantal noodzakelijke voorwaarden ontdekken. Ik wil niet kiezen tussen het voorstel van Kant en dat van mij.'(bladzijde 167-168) Wordt vervolgd. Na Bernlef Sybren Polet. Zijn werk o.a. zijn poëzie,zijn essays,zijn bloemlezingen van buitenlandse gedichten,zijn romans heb ik vanaf de zestiger jaren gevolgd. Of het lukt om een hommage te maken zullen we zien. Behulpzaam zal onder andere zijn het essay van Thomas Vaessens en Jos Joosten uit ‘Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen’ met de veelzeggende titel ”Proceduralisme:Sybren Polet en de authenticiteit’. Maar wat het belangrijkste is voor de hommage is het werk van Polet zelf m.n. zijn poëzie en zijn laatste verkenningen boek ‘De noodzaak van het overbodige’. Ik laat het op me inwerken en het zal uiteindelijk een mooi ‘uithangbord’ worden. ‘Ik pak mijn bibliotheek uit’, zoals Walter Benjamin zo mooi zei. Uit Geboorte-Stad van Sybren Polet. ‘PROLOOG//De stad waar wij in huis zijn//is een gedenksteen vol leven,/is een geboortestad;//is een geboortestad van/wit gehoorsteen;ik ken de stad,zij is goed;zij is/welluidend van leven,ik ken haar//zij is goed,zij is/beminnelijk middeleeuws//van zien,van zien/kent zij geen kwaad,//geen goed geen kwaad,want/alle dingen staan er voor//andere dingen en alle dingen/zijn mij en mijn schaduw//even goed. Zijn mij en mijn schaduw even/wit. -Laat daar- en daarom alleen//uit mijn slaap die ene even witte schaduw/opstaan en wankelend,lichtwiegend,wankelend//zijn eerste geteende schreden zetten/in het zichtbare,vandaag. Hier zit ik,//blind van slaap,ogen om in te keren/wanneer de dag voorbij is. En nu,//mijn vriend de Geest:tijd/voor je transformatie,tijd voor vlees!//Beide zijn nuttig voor de dichter,-/hoewel misschien een goede lichte//spirituele huid het meest.'(bladzijde 9-10) Wordt vervolgd.(Uit de literaire pocket 107;1963)