met het boek van Arthur C. Danto ‘wat kunst is’. De laatste bladzijde!!! ‘Als dat inderdaad esthetica is,dan heeft een ongelooflijke hoeveelheid postmodernistische kunst helemaal geen esthetische dimensie,denk maar aan het werk van Marcel Duchamp. Zijn installatie in het Philadelphia Museum of Art ‘Étant donnés:1) la chute d’eau, 2) le gaz d’éclairage’ – waar de toeschouwer door een sleutelgat naar kijkt – is weinig esthetisch maar heel erotisch. Veel hedendaagse kunst is nauwelijks esthetisch,maar stelt de kracht van betekenis en de mogelijkheid van waarheid daartegenover,en is afhankelijk van de interpretatie om die te doen gelden. In mijn vijfentwintig jaar als kunstcriticus bij het tijdschrift ‘The Nation’ heb ik geprobeerd anders over kunst te schrijven dan in de conservatieve stijl van de meeste critici uit New York. Vanuit mijn perspectief speelde esthetica meestal geen rol in de kunstscene. Dat wil zeggen,mijn rol als criticus was te vertellen waar het werk over ging – wat het betekende – en vervolgens waarom het waard was dat aan mijn lezers uit te leggen. Dat had ik trouwens geleerd van Hegel in zijn bespreking van het einde van kunst.'(bladzijde 191-192) Dit was het boek van Danto. Hij is een goede meester. Betoog is goed opgebouwd;hij laat de belangrijke experts aan het woord en komt tot een afgewogen definitie van kunst. Centraal zijn de begrippen betekenis en belichaming. Kunstwerken zijn belichaamde betekenissen die ook kennis voortbrengen. Het gaat in de hedendaagse kunst veel minder om de schoonheid;de kracht van betekenis en de mogelijkheid van de waarheid staan centraal. Na het theoretisch vertoog van Danto wil ik dichter bij de kunstenaars staan. Hen wil ik aan het woord laten. Ik kan ook nog meer de diepte in gaan met bijvoorbeeld ‘fenomenologie van de waarneming’ van Merleau-Ponty’, het boek ligt al een tijdje op tafel, maar ik merk dat ik toe ben aan verhalen van kunstenaars en aan een denker die in zijn semantiek en filosofie dicht bij de kunst staat;beter geformuleerd die in een ander jargon over kunst schrijven en praten. Voor me ligt het boek van Peter Steenhuis en René Gude ‘door het woord door het beeld’. Daar ben ik de komende tijd mee bezig. Dat ga ik overnemen in het kader van mijn project ‘Ondertiteling’ dat hoort bij dat andere project waarin ik hommages maak voor voor mij bijzondere schrijvers. Ik ben op zoek op verschillende manieren naar wat lezen is, wat lezen doet. Hoe lezen we? Wat gebeurt er als je leest? Kun je lezen een vorm van terugschrijven noemen? Is wie je leest ook belangrijk? In het boek van Steenhuis en Gude komen veel vragen langs en de verschillende kunstenaars zijn met hun onderzoek bezig. Ik zoek de raakvlakken en antwoorden en de nieuwe juiste vragen. Want dat is misschien wel de belangrijkste vraag ‘Wat ben ik aan het doen en waarom?’; Welke vraag is de juiste vraag? Lezen en weer lezen;herlezen en teruglezen;schrijflezen. Wat heb ik toen gelezen? Hoe lees ik mijn herinnering? Hoe raakt de tekst me weer? En dan verschrijf en verteken ik die herinnering. Het zijn uitgelopen teksten;het worden uitgelopen herinneringen. En op de geloogde bladzijden van de tijd maak ik mijn uitgelopen teksttekeningen van helaasheid. Ik maak een soort kaften van alles. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘FÜNF VORLETZTE LIEDER///2///Alles hernomen,de aarde omgekeerd,/wij omgekeerd…/tirtiri…/de stad in de verte/naderbij gedacht – tot hier…/tirtiri…/ruimtewind in een lasso gevangen/en weer gevierd,tiritiri…/een vloeibare boom/als een rechtstandige rivier/groeit in het land,/wij eronder,schuilend/voor een lievelingsstorm,/mooie ongeluksvogels aan de hemel…/tiritirio…/en het is of we meedrijven/op een langzaam aanzwellende,langzaam/omhoog stijgende stroom.'(bladzijde 26) Wordt vervolgd.