met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘De wol die ze voor haar viltdoeken gebruikt,komt van haar eigen kudde Drentse heideschapen. Jongstra:’Ik wil ze voor uitsterven behoeden. En ze leveren natuurlijk uitstekende wol.’ ‘Wij praten vaak over bescherming van ons cultureel erfgoed. Maar we springen achteloos om met ons natuurlijk erfgoed. Daarom vertel ik over de bijen en de schapen. En laat ik mensen kijken naar de kleuren van mijn werk.’ Jongstra staat op,loopt de tuin in en plukt een plantje,een onaanzienlijk plantje. Ze schudt de wortel ervan schoon,met haar nagel krabt ze de bruine schil weg. Eronder komt iets roods tevoorschijn. ‘Dit is meekrap. In de vijftiende eeuw werd het plantje in Nederland geïmporteerd. Nederland werd daarmee in de zeventiende eeuw wereldwijd marktleider. Dat zie je terug bij onze oude meesters. Johannes Vermeer gebruikte veel meekrap in zijn “Meisje met de rode hoed”. Het was kostbaar om deze kleur te krijgen. Je moet de plant drie jaar laten groeien en de wortel vervolgens twee jaar laten drogen. Om goede verf te krijgen,was je vijf jaar verder. Toen eind negentiende eeuw ontdekt werd dat een vergelijkbare kleur op chemische wijze veel eenvoudiger kon worden,verdween de plant weer.’ Een begrijpelijke innovatie. ‘De meekrap is om economische redenen verdwenen. Net als het Drentse heideschaap en de zwarte bij. En net als veel productieprocessen,zoals het spinnen ,kammen en persen van de ruwe wol. Zo bepaalt de economische waarde of wij ons erfgoed laten verslonzen.’ Als er een goede vervanger is voor meekrap,is er toch niets aan de hand? ‘Een synthetische vervanger geeft slechts één toon rood en een natuurlijk geverfde vezel herbergt vele tonen rood;er gaat dus ook een esthetische kwaliteit verloren. Op de tentoonstelling hangt ook een meekrapdoek. Daarop zie je die vele nuances rood heel goed.”(bladzijde 18-19) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘GAT IN DE DAG///De boventonen verlaagd,/de ondertonen gestegen./Het heden ingeklonken.///Het wordt tijd dat de tijd/terugkeert naar zijn oorsprong./Hoor,de klok tikt terug.///En het is als getweeën/een wild dier eten/dat gisteren nog/een mens heeft gegeten.///Ideeën als twee elkaar/hartstochtelijk beminnende/gestorvenen,levende hyperdodo’s.///1 minuut eerder:hij denkt een gat/in de dag/ en kruipt erdoor.'(bladzijde 36) Wordt vervolgd.