met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Tijdens het schilderen fotografeert hij de verschillende stadia die een werk doorloopt. Het gaat hem daarbij niet om het eindresultaat,integendeel;het oorspronkelijke schilderij verdwijnt vaak totaal. Later,achter de computer,bekijkt hij de foto’s en ziet de geschiedenis van het werk aan zich voorbij trekken. Dan stuit hij op verrassingen:’Gaat het beeld ineens over een ruzie met mijn vrouw van die ochtend.’Zulke toevalligheden wil Olivier laten zien in de korte,geschilderde animaties die hij van zijn werk maakt. ‘Een op de tien schilderijtjes of plankjes die ik zo maak,heeft per ongeluk een vrijheid of een kwinkslag die ik zelf nooit had kunnen bedenken als ik er bewust aan gewerkt had. Die losstaande schilderijtjes zijn als ding interessant,die moet ik ook op een tentoonstelling kunnen laten zien.’ Nog steeds sta ik gebiologeerd voor het plankje met de rode stip. Is dit een landschap met ondergaande zon? Nee,daarvoor is het paars te donker en staat de zon te hoog. En met het stempel ‘landschap met ondergaande zon’ reduceer je het plankje ook veel te veel. Wat moet je dan met die fantastische trechtervorm,die bij de rode stip lijkt te ontstaan? Vergeet de zon en de rode stip wordt een vuurbal die zich een weg omhoog baant,vreet,dwars door het paars heen. Vandaar dat achter het paars een veel diffuser ochtendlicht tevoorschijn komt. Dat zeg ik allemaal niet,maar denk ik – ongeveer. Olivier zegt alleen:’Ik vind die rode stip hier goed.’ Waarom? ‘Hij staat op de juiste plek,aan de rand van het transparante deel. De toeschouwer kijkt er onmiddellijk naar.’ Nog een keer: waarom? ‘Die rode plek houdt het beeld bij elkaar.” (bladzijde 41-44) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘2///Natuurlijk/ zijn er beelden (Ik/ben niet blind.) Natuurlijk zijn er voor-/beelden. (Ik ben niet van gisteren.)/Ik hoor & en zie met mijn gaten,zie/veel,zelfs een dodo./// Zoals gewoonlijk/neemt de stilte binnen ook beeld aan:/(zij) ritselt & bladert,zegt niets,dus/bijna programmamuziek (zogezegd) -/maar wat ding is is weldadig afwezig.///Nog even de tijd gerekt. Tot de tik/van het licht in de nek./ (Dan/wèl weer van gisteren,denk ik.)/ Daarna gaan wij beestjes kijken.'(bladzijde 132) Wordt vervolgd.