met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Toeval en oerbeelden zorgen voor de perceptie van zo’n plankje. ‘En compositie,en materiaal. Ik werk hier met acryl op een MDF-plaat die ik met vele lagen gesso bewerkt heb;met olieverf op linnen was dit nooit gelukt.’ Waarom niet? ‘Linnen zuigt heel erg,waardoor het de dunne laag verf die ik hier gebruikt heb en die een transparante,bijna doorlatende indruk achterlaat,had geabsorbeerd. Doordat de verf op de gesso blijft liggen,lijkt er licht uit de plank te komen:vreemd,modern licht dat achter de rode stip vandaan komt en op de gele stippen schijnt.’ Als ik even later over de stille achtergracht loop waaraan het atelier van Olivier ligt,schiet me een regel van Martinus Nijhoff te binnen:’Het toeval neemt een binnenweg naar ’t doel.’ Zo kun je de werkwijze van Olivier samenvatten. In de wetenschap noemt men dit verschijnsel serendipiteit:iemand zoekt een wetenschappelijk fenomeen,maar doet onderweg een ontdekking waarnaar hij niet op zoek was. Beroemdste voorbeeld daarvan is de ontdekking van penicilline door Alexander Fleming. Toen Fleming op een dag zijn laboratorium schoonmaakte,viel hem op dat er een schimmel op een kweekplaat met kolonies stafylokokken zat. Het vreemde was,dat rondom die schimmel een gebiedje lag waar de bacteriën niet groeiden. Dat kwam,zo ontdekte hij later,door een stof die de schimmel uitscheidde:penicilline. Wat tegenwoordig deftig en modieus ‘serendipiteit’ heet,was al door de Griekse sofisten benoemd. Zij zeiden er nog iets bij:’Je kunt niet naar het onbekende zoeken,want dan weet je niet wat je zoeken moet.’ Dit citaat zegt iets meer over het toeval waar Olivier het over heeft,en over mijn allereerste flits,toen ik inzag dat druipen en druipen niet hetzelfde is.’ (bladzijde 52-53) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit ‘In de loop van de woorden’. ‘2///misschien heb je uit noodzaak/wel moeten lachen om de nodeloosheid/van de mollen die metaforen kauwen/om de aarde lucht te geven/en stenen uit te poepen///want we zijn een benauwd geslacht/en de vraag van toen is hier weer terug:/waar is het brood voor het hongerige volk?///maar hier is dus de tuin van bestemming/waar dichters kloekend gaan zoeken/naar wat hier nooit geweest is:/hier staat de roos hier komt de dans///jij grote meneer wat zet je daar neer als baken/verbleekt tot het bot door het daglaken van het licht?///misschien kan het steentje uit den vreemde/bij het stapeltje goede bedoelingen worden/gelegd om bij de oever/met een schietgebedje voor een veilige oversteek/naar de overkant te gaan?/of geeft hij juist hier met onthoudsels een teken/zoals een rotstekening ter aarde besteld/moet er worden om daar zijn duisternis/in het donker vuistgroot te laten zwellen als uitstulpingen/van de nacht in je hoofd?///kijk een gedicht is het gezicht van een oeroude gedachte/een gedicht heeft het stenige gewicht/van een oude weggestopte droom’ (bladzijde 9) Wordt vervolgd.