met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Gesprek met Kinke Kooi. ‘Dingen die zich vlijen’. Tekst vooraf: Een huiskamer is niet meer dan een gat. Kooi’s interesse gaat uit naar de negatieve vorm – zonder negatief te zijn. Het gat breed opgevat. Visuele gaten in de maatschappij,wat je te zien en niet te zien krijgt. Gerichte aandacht vult gaten in. Je moet wel scherp blijven. Iets wat uitsteekt is een positieve vorm – uitstekend. Zelden heb ik zo’n overvolle en tegelijk rustgevende tekening gezien als ‘Under the Surface’ van beeldend kunstenaar Kinke Kooi. Ondanks de veelheid aan vormen wordt mijn blik onmiddellijk naar binnen gezogen,dat donkerroze gat in,achter die twee gordijnen. Het gat is een interieur waar een liefdespaar knus op een bed zit. En aan het einde van – ja,misschien is het wel een grot – zit een ingang naar een nog dieper liggend gat,waaruit een lichtstraal komt. In 2010 interviewde ik Kinke Kooi voor het eerst. Het gesprek ging over de scheiding tussen lichaam en geest,en over haar verlangen naar eenheid. Ze keerde zich tegen de ideeën van de klassieke filosoof Plato,van wie ze op de lagere school al een afkeer had gekregen. ‘Plato’s gedachtegoed’, zei ze, ‘druist niet alleen dwars tegen die eenheid in,hij brengt ook een duidelijke hiërarchie aan: de geest is goed,het lichaam minderwaardig. Als kind moet ik toen gedacht hebben:lichaam en geest zijn in duel. Die afstandelijkheid staat mij tegen.’ Die scheiding,dat dualisme,is in de christelijke cultuur duizenden jaren lang gehandhaafd en verder doorgevoerd. Gaandeweg de geschiedenis,stelde Kooi, ‘zie je dat het lichamelijke,het materiële (mater=moeder)werd geassocieerd met onzuiverheid,de duivel én met de vrouw. Daarmee kwam de vrouw,en met haar de voortplanting en de erotiek,in een kwaad daglicht te staan.”(bladzijde 96-99) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. Het vervolg van het gedicht ‘(de vlucht)’ ‘de eerste chauffeur in zijn streepjesbroek/met een grijns op zijn gezicht/drong erop aan om samen verder te rijden/in de opgecommandeerde auto/die bestuurd werd door zijn zwijgzame broer/langs autosloperijen en andere erven/waar geslachte bokjes in de deurposten hingen -/we waren op weg naar het vliegveld/(we hadden al tickets)///wat moest dat toch betekenen/in die donkere dagen/van deze bouwvallige Spaanse stad?/onder de ventilatoren in de wachtruimten/zaten vette naakte hermafrodieten/met tickets in hun zwetende handen/ voor vluchten/die als een trilling van flessen vol vliegen/allang niet meer worden gevlogen'(bladzijde 39-40) Wordt vervolgd.