met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Intuïtief beslis ik:wil ik dit bewaren? Wat ik wil houden,leg ik op de grond,een eindje verderop. De rest verscheur ik-of ik ga op de achterkant verder. Een straatje,een steegje,snelle notities uit de losse pols gemaakt. Mijn indrukken verwerkend kwam ik ook bij die waterval. Sla ik over,dacht ik,wat een kitsch. Maar technisch is het interessant om met inkt water naar beneden te laten vallen. Een paar keer geprobeerd. Nee,ik moet terug,naar dat uitzicht op zee,daar schreef Nietzsche over. Nog één keer die waterval. Toen was ik verloren. Het jaar daarop ben ik alleen maar met die waterval bezig geweest.’ Wat zocht je in die waterval? ‘Dat vroeg ik me ook telkens af. Nietzsche zegt ergens:wij denken dat een waterval een tooneebld van vrijheid is. Je komt als water aangekabbeld en plotsklaps raas je naar beneden,in vrije val. Maar je kunt met wiskundige zekerheid berekenen waar iedere druppel terechtkomt. Niets vrijheid. En in “Thus spoke Zatathustra” schreef Nietzsche:”to linger like the waterfall,which lingers even while it plunges…”‘ ‘Aarzelend gelijk de waterval, die nog in zijn val aarzelt,’ zo vertaalde de dichter Marsman deze passage ooit. Waarom citeer je nu in het Engels? ‘Ik las Nietzsche in alle talen. En deze zin vind ik in het Engels het mooist. “Even while it punges…”- en dan dondert dat water naar beneden.’ Niet zo heel hard toch,daar in Genua? ‘Nee. Om de waterval nog meer te doorgronden en zelf mee te maken,ben ik naar het Zwitserse Sils-Maria afgereisd,waar een natuurlijke waterval is van smeltend ijs,die een belangrijke rol speelt in Nietzsche’s oeuvre.'(bladzijde 117-120) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. ‘(wat hebben we eigenlijk begraven in dit papier)///waarom kunnen wij onze ogen niet sluiten?/omdat we niet kunnen ophouden te kijken naar wat mooi is/bang dat de wolkenstapels en de linten van donkere heuvels/ophouden door onze leden te lopen/als de eeuwige bewegingen van slapen met open ogen///waar kunnen wij het paard aan herkennen?/aan het gerinkel van het maanlicht/op het zadel met zilverbeslag/wanneer haar oog rolt en het toom rukt/en haar hoeven briesen/bij het water dat ze drinkt/om haar spiegeling op het oppervlak/ongedaan te maken///wat hebben we eigenlijk begraven in dit vel papier/behalve de paardenherinnering aan wat klikklak woorden?'(bladzijde 50) Wordt vervolgd.