met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Waarom staan de beelden van Van Bentem in deze kamer? Misschien is die vraag een uitgangspunt om enigszins vat te krijgen op de overvloed naast me. Het Gemeentemuseum Den Haag blijkt als een van de weinige kunstmusea van Nederland nog te beschikken over een serie authentieke stijlkamers,ingericht naar een bepaalde historische stijl. In de andere Nederlandse musea zijn al deze kamers gesneuveld in de schoonmaakwoede van de jaren zestig en zeventig,toen strak en wit de mode werd. Het Gemeentemuseum,zo maak ik op uit een toelichting,heeft ervoor ‘gekozen deze ruimtes te gebruiken voor innovatieve tentoonstellingen waarin hedendaagse kunst een relatie aangaat met de historische setting’. De aap van Van Benthem kijkt dus niet voor niets uit over dat landschap. Hij gaat er een relatie mee aan,anders gezegd,hij vertelt me iets. Maar wat? Het is nog rustig in het museum,ik slenter van stijlkamer naar stijlkamer. Voor zover dat gaat,laat ik Van Bentems beelden aan me voorbijgaan. Allereerst probeer ik te ontdekken wat de kamers doen met deze kunst. Daarbij word ik het meest geraakt door een andere zaal,waar ook fantastische porseleinen beelden staan. In deze zogenaamde Japanse kamer is het veel donkerder dan in de stijlkamer met de Hollandse vergezichten. Deze kamer is het resultaat van de achttiende-eeuwse Europese fascinatie voor de exotische wereld van het Verre Oosten. De kamer is geen kopie van een echt oosters landschap,maar een weergave van onze Europese fantasie over het Verre Oosten. Het is klassieke chinoiserie,zoals de Europese China-rage genoemd werd. Midden in de kamer vol chinoiserie staat de glanzend witte installatie van echt Chinees porselein die Van Bentem erin heeft gezet. Het is een sterk contrast. ‘In dit klassieke droomlandschap zet ik een modern droomlandschap,of een modern visioen van Chinees porselein,’zegt Van Bentem.'(bladzijde 127-128) Wordt vervolgd. Nu een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Afdeling I ‘IJzerkoeienblues’ gedichten in ballingschap;1964-1975. ‘op deze manier,de vleesvlieg/in een hoge houten toren;op deze manier,de ijsberg vol mieren’/ Jan Afrika’ BEDREIGING VAN DE ZIEKEN/voor B. Breytenbach///Dames en heren,vergun mij u voor te stellen aan Breyten Breytenbach,/de magere man met de groene trui;hij is vroom/en hij stut en hamert zijn langwerpige hoofd om voor u/een gedicht te fabriceren zoals bijvoorbeeld:/ik ben bang mijn ogen dicht te doen/ik wil niet in het donker leven en zien wat zich voltrekt/de ziekenhuizen van Parijs zitten stampvol bleke mensen/die voor de ramen staan en dreigend gebaren/zoals de engelen in de oven/de straten zijn gevild en glad van de regen'(gedicht is nog niet af) (bladzijde 14) Wordt vervolgd.