met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Ik ben altijd op zoek geweest naar ambachtelijkheid,bijna alsof ik op zoek ben naar een bedreigde diersoort. Waar kan ik nog mooi keramiek maken? Waar porselein? In Jingdezhen zie je de mooiste technieken. Maar je ziet in de beelden geen seks,religie,geweld of dood. Mijn eerste zoektocht luidde:wat kan hier? Mijn tweede zoektocht:wat kan ik ermee doen? Aanvankelijk werd ik overrompeld door de pracht van het Chinese porselein. Maar zet je zo’n vaas hier in Nederland neer,dan staat er alleen een Chinese vaas. Zonder verhaal,zonder context,zonder betekenis. Mijn opgave is mijn verhaal eraan toe te voegen.’ Dan kom je uit bij seks,religie en dood? ‘Van jongs af aan maakte ik bouwpakketjes,dat was mijn manier om de wereld te begrijpen. In die bouwpakketten zitten veel robots,geweren en ander wapentuig. De wereld van bouwpakketbouwers bestaat uit nerds die gepreoccupeerd zijn met de iconen van het geweld en de dood.’ En religie? ‘Ik ben katholiek opgegroeid. Begin jaren zeventig ging ik nog naar een nonnenkleuterschool. Wij zongen en baden in de klas. Die opvoeding heeft me gevormd. Dat katholicisme wil ik van me afschudden,maar ik zal het nooit helemaal kwijtraken.’ We pendelen hier van een kleurrijke,katholieke beeldengroep naar een veel kalere,calvinistische variant? ‘Klopt. De kunstwereld is calvinistisch en heeft mij leren kijken naar zaken die in eerste instantie niet mijn smaak waren.’ Wat heb je leren zien? ‘In de kleurrijke beelden zie ik hoe de werkelijkheid zich in volle glorie aan ons openbaart.’ Ik bedoel eigenlijk:wat heb je leren zien in de witte variant?'(bladzijde 133 – 134) Wordt vervolgd. Nu weer verder met gedichten van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE DOOD BEGINT BIJ DE VOETEN’. ‘De witte anjers van eergisteren stinken,/geknakte oude vrouwen./De rode roos van gisteren heeft al een diepe blos op het vel,/afgebonden vuisten.///Mensen sterven gewoonlijk p[lat op hun rug/met de voeten koud rechtop als versteende hazen/of knoppen aan een tak/met een prikkeling van spelden die in de voetzolen begint.///Mijn voeten zijn mij vijandig gezind en ik moet hen paaien,/gewikkeld in lappen,want ik ben er nog niet klaar voor,/want ik moet nog leren hoe ik dood moet gaan,/want ik moet nog besluiten over de wijze waarop.///Want nu kijk ik door een spiegel in een raadsel/maar morgen van aangezicht tot aangezicht.'(bladzijde 18) Wordt vervolgd.