met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het woord door het beeld’. ‘Het kunstwerk bestaat uit twee glazen objecten. Althans,je neemt aan dat het glas is,omdat de kunstenaar zichzelf beschrijft als iemand die vooral werkt met glas. Beide objecten hebben een identieke conische vorm. Het ene is mat,oogt vriendelijk en smeekt erom aangeraakt te worden – wat je ook zeker zou doen,ware het niet dat er specifiek bij staat dat het verboden is. Het andere is helder als water. Ook dat werk zou je willen aanraken. Niet om het te aaien,maar om te zien of het diepte heeft of alleen oppervlakte is,bijvoorbeeld een dunne schil roestvrij staal. Als deze twee werken inderdaad van glas zijn,dan zijn ze wel van heel verschillende glassoorten. Een tekst over het werk van Teschmacher (1958),die al meer dan vijfentwintig jaar glassculpturen maakt en exposeert,opent met een raadselachtige vraag:’Als de stilte een tempel was,hoe zou ze er dan uitzien?’ De geometrische patronen van heilige gebouwen blijken Teschmachers inspiratiebronnen te zijn. Aan die patronen zouden verhoudingen ten grondslag liggen die terug te voeren zijn op de grote bewegingen aan de sterrenhemel. Dat zal best,maar zorgen vierkant,koepel of cirkel voor een schok der herkenning? En waaruit bestaat die schok dan? ‘Het werk heet “Touching the Void” ‘,zegt Teschmacher. ‘”Void” is een begrip dat je in het boeddhisme veel tegenkomt. Ik zou er geen goed Nederlands woord voor weten,maar als je het per se wilt vertalen,zou ik voor “leegte” kiezen. Alleen is “void” een leegte waarin álles is.’ Alles is veel. ‘De leegte waarop ik doel,draagt een volte in zich,zoals een lege kathedraal dat ook kan doen. Een leegte die zich niet opdringt,maar kan verschijnen. Je kunt er in de stilte verblijven en er is niets wat je stoort. Die volte noem ik alles;in “void” kun je alles ervaren. Toen ik dit werk af had,besefte ik dat ik al twintig jaar bezig was het te maken – vroeger in heel grote telescoopachtige glaswerken,in lenzen,spiegels.'(bladzijde 140-141) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Het vervolg van ‘TESTAMENT VAN EEN REBEL’. ‘geef mij twee lippen/en heldere inkt voor mijn tong/om de aarde één grote liefdesbrief/van melk te schrijven///die dag na dag zoeter zal worden/en alle bitterheid zal bezweren/die als de zomer zoeter zal branden///laat de zomer dan komen/zonder blinddoeken of raven/laat de schandpaal de perzikboom tevreden/zijn rode vruchten geven///en schenk mij een liefdeslied/van duiven van voldoening/opdat ik kan zingen uit mijn uier/dat mijn leven niet voor niets was///want zoals ik tegenover open ogen sterf/zo zal mijn rode lied nooit sterven’ 22 februari 1966 (bladzijde 24) Wordt vervolgd.