met het boek van peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Ik voel verdriet en woede over mijn tijd. Wat is er logischer dan die te tonen door te smijten met verf,zoals expressionistische schilders hebben gedaan,wild en woedend? Ze legden een direct verband tussen gevoelens en middelen:kwaadheid resulteerde niet in het smijten met stoelen,maar in smijten met verf. Ik keer het om;geen snelle reactie op gevoelens,ik introduceer de traagheid in mijn werk. Trouwens ook in mijn methode. Ik werk langzaam,met middelen die het tegendeel bewerkstelligen van mijn emoties:prachtige kleuren,goedgemaakt werk,knap. Jij ondergaat de vreugde van het kijken. Maar waar jij zo vreugdevol en enthousiast in terecht bent gekomen,blijkt zwaar materiaal te zijn. Met die ervaring moet jij aan het werk.’ Hoe? ‘Die vraag kan ik jou stellen. Hoe?’ Ik heb nu bijna twee keer twintig minuten intens gekeken. De lijmstok werkt,dat staat vast. Maar wat heb ik gezien? Of beter,wat doet de film met me? De beelden werken zonder meer vertragend. Alleen,wat zegt dat? Schilderijen van de Haagse School of van de hedendaagse schilder Henk Helmantel werken ook vertragend. Ondanks dat effect kan ik het werk nog niet vatten. Opvallend is dat ik geen enkele behoefte meer voel aantekeningen te maken. Ik begrijp nu ook niets meer van de drift waarmee ik veertig minuten geleden nog zat te krabbelen. Ik hóór wel veel meer:vogelgeluiden,een ambulance,gezoem op de achtergrond. Dat doet me denken aan een gedicht van de Argentijnse dichter Roberto Juarroz:’Gezoem op de achtergrond verkondigt/dat er niets is/dat niet kan bestaan./Met stilte gevoerde stilte hebben wij nodig/om te aanvaarden dat alles bestaat.”(bladzijde 160-162) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Het vervolg van het gedicht ‘ISLA NEGRA/bij de dood van Pablo Neruda’. ‘VRIJHEID OF DOOD/LIBERTAD O MUERTE/DE DOOD EN DE LIEFDE///nu lig je in de kist/alsof je niet in je kist wilt liggen-/het gezicht,hoe zeg je dat?benauwd?/en met de huilerige grimas/van een kind alleen in een donker vertrek-/’doe open!doe open!ik stik!’///en toch,in je leven was het kind alleen/in het grote vertrek was het kind alleen/in het grote vertrek van het lichaam der jaren/en was jij gewichtig en sierlijk als een gordelstaarthagedis/met een stem die klonk als gebroken riet/behalve soms/wanneer je mond klonterig vol Spaans zat/en soms flitsten stralen uit je mond/en soms waren je woorden een strelende regen'(bladzijde 36) Wordt vervolgd. Het gedicht is bijna af!