met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Daar doe ik ook mijn best voor,ik denk na over de kleur van de materialen,de hoogte,het gewicht,waar de compressor moet staan,hoe de elektra loopt. Niets mag de aandacht afleiden van de essentie. Maar alleen esthetiek heeft geen zin,er zijn mooie beelden genoeg.’ Wat is die essentie? De nauwelijks zichtbare energie? De ijskristallen? Nu zie ik pas dat er meer in de ruimte staat dan ik aanvankelijk dacht. De andere objecten vallen enigszins in het niet bij de wit uitgeslagen staaf. Er is een tafel met een aantal medicijnflesjes,een tiental kleine glaasjes,een doktersjas aan een knaapje,een houten doosjes met het opschrift ‘Tears From Heaven’. Van Munster:’Elke dag laat ik de staaf ontdooien en gaat hij huilen. Het water vang ik op in de flesjes dat zijn de hemeltranen. Je kunt ze ook proeven.’ Uit een van de flesjes schenkt Van Munster een borrelglaasje water in. Tijdens het proeven word ik afgeleid. Waardoor? Doordat het een beetje belachelijk is zo aandachtig water te proeven,terwijl ik het gewoonlijk weg klok? Proeven hoort bij wijn of bij de jenever die een paar meter verderop staat. Maar proeven hoort niet bij een kunstwerk. Toch? ik associeer smaak sowieso nauwelijks met kunst – ineens besef ik dat van alle zintuigen het gezichtsvermogen en het gehoor de kunst domineren. Smaak en geur komen slechts sporadisch aan bod. is dat hier anders? Als het water onderdeel is van het kunstwerk,is het drinken dat dan ook? ‘Ja. Ik heb dit beeld een keer tentoongesteld in een kerk in Noord-Holland. Toen heb ik de pastoor gevraagd of hij het leuk zou vinden als we de staaf tijdens de dienst zouden laten ontdooien,zodat de parochianen het hemelwater na de eucharistie konden drinken. De pastoor vond dit een inspirerend idee:zijn preek ging die zondag over de functie van water in de Bijbel,over handen wassen,voeten wassen,de zondvloed, en over dorst.'(bladzijde 221-223) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘HET WEZEN VAN DE DOOD IS AFGUNST/////Ik zal wat ik in het oosten heb geleerd goed toepassen om sneller bij je te komen.Wat ik in het oosten geleerd heb? Drie jaar lang opgesloten in een kamer zonder licht heb ik geleerd als de wind te lopen. Mijn ogen zijn wandelstokken tastend naar sterren,want sterren zijn slechts stenen. Ik zal in opstand komen en naar huis toe gaan. Je zult me van ver zien aankomen en water zal over je wangen stromen opdat ik het stof van mijn lijf kan wassen. En als we het vetgemeste kalf opgegeten zal jij op mijn borst komen liggen en vragen wat heb jij meegebracht. De dood zal ik antwoorden. Jij hebt ze ver gelopen om de dood te vinden? Ja,maar nu weet ik dat hij van mij is. Toch is de dood achtergebleven toen jij wegging;nu jij terug bent is hij weer hier en ik voel hem kalm in mijn lijf als een schaduw in de nacht. Dan zal ik opspringen en alle borden breken en de wijn uitgieten en schreeuwen;Dood! je hebt me verloochend! Dood!jij hoer!'(bladzijde 90) Wordt vervolgd.