met het boek van Peter Henk steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Met dat idee heb ik een “essenceclub” opgericht,een groep Mastenbroekers die mij de kenmerkende geuren van de polder en de gemeenschap konden aandragen. Gras,hooi,gekuild gras,de geur van de herfst,als de koeien geschoren werden,de weidsheid van het landschap,slootwater. Omdat ik vermoedde dat de kerk ook verwerkt moest worden,had ik naar een bijeenkomst pepermunt meegenomen. Maar nee,de kerk hoefde er niet in. Ik ontdekte dat in de buurt van Mastenbroek een geurproducent zat. Hij was geen parfumeur,maar had geurstaven die hij meenam naar de bijeenkomst met de bewoners. De verschillende geuren bleken de verbeelding van de bewoners enorm te stimuleren,herinneringen wakker te roepen,verhalen aan te jagen. Ik naderde het oude Mastenbroek.’ Al die geuren zitten in dat flesje? ‘Nee. Met de verslagen van de bijeenkomsten ben ik naar een parfumeur gegaan. Hij heeft geluisterd en is gaan componeren,heeft geurlaag op geurlaag gestapeld. Op het moment dat de parfumeur in beeld kwam,veranderde het project radicaal. Tot dat moment was het realistisch,nu werd het opgetild naar een abstract niveau. We waren niet meer op zoek naar stalgeur,maar naar een mengsel dat voor iedereen Mastenbroek zou representeren. Met verschillende geuren ben ik teruggegaan naar het dorp. Mouwen opstropen en stippen zetten. Met het commentaar weer naar de parfumeur. Uiteindelijk waren we het erover eens wat de geur moest worden.’ (bladzijde 232-236) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘WINDROOS/////hang de witte zeilen uit geliefde/vandaag geen dag later/en onmiddellijk gaan we///verf het boothuis blauw/voorzichtig voorzichtig/breng de vaatjes vers water aan boord/een palmboom om de kusten af te ronden/sinaasappels mijn pijpen de bloemen het brood/en smeer pek tussen de dekplanken/want je weet maar nooit///wat zegt het kompas?/hang de witte zeilen uit geliefde/spijker een landduif tegen de hoogste kruismast/kijk de wind staat al bol/en lauw op de hand///o vandaag nog waarachtig en op staande voet/varen we uit/naar huis toe:/nu alleen nog op zoek naar een zee’ (bladzijde 98) Wordt vervolgd.