met het boek Van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Oorspronkelijk,nog vóór de uitvinding van de fotografie,waren portretten ook bedoeld om een gelijkenis met een bepaalde persoon uit te drukken – of de gelijkenis wat op te poetsen,door de geportretteerde,vaak de opdrachtgever,mooier te maken dan hij in werkelijkheid was. Het ging mij niet om die gelijkenis. Waarom dan wel? ‘Ik heb zoveel mogelijk geprobeerd weg te strepen wat in de portretkunst gebruikelijk is:gezichtskleur,haar en achtergrond heb ik op een andere manier benaderd. Achtergrond en kleding vloeien in elkaar over in dezelfde kleur,de kleding is enkel dikker opgebracht. Telkens vroeg ik mij af:wat heb ik minimaal nodig om tot een geloofwaardig gezicht te komen?’ Om beter te kunnen zien wat Ten Hove uiteindelijk heeft overgelaten,probeer ik zo feitelijk mogelijk te kijken. Dat is een truc die ik geleerd heb van de filosofe Mieke Boon. Wij zijn geneigd kunstwerken waarderend te bekijken. Maar om jezelf én een schilderij tijd te geven,is het zinnig feitelijk te beschrijven wat je ziet. Zo stel je je oordeel uit en kom je later vaak tot een ander inzicht. Het doek,zie ik,bestaat uit drie delen. ‘Nee,’ zegt Ten Hove,’het zijn geen doeken. Ik heb eigentijds aluminium gebruikt,mooi dun,trekt niet krom en het is licht.’Het onderste gedeelte is als glanzend wit email. ‘Dat wilde ik als gegoten hebben,zonder enige penseelstreek. Ik heb het laten spuiten door een gespecialiseerd bedrijf.’ (bladzijde 255) Wordt vervolgd. En nu weer verder met een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE VLAM AAN DE MOND’. ‘Ik zal op en deftige stoel klimmen (mijn nieuwe schoenen zullen nog lichtelijk kraken)en een koord van fluweel,een schelkoord,om mijn hals schikken. Dan zal ik mijn ogen voor het allerlaatst sluiten om de heuvels in het donker te zien en zeggen:’De honden jagen op Hannes over de versgeploegde tomatenvelden!’ en me van de stoel af in de ruimte gooien. Ik hoop dat ik zal glimlachen ondanks het muntgeurige houten lepeltje in mijn mond.////Na een poos zal de kelner zijn opwachting maken met een dienblad. Hij zal vragen:’heeft meneer gescheld?’ en dan zullen zijn gedachten verdwalen en zijn ogen die afwezige blik krijgen en verzonken in zijn dromen zal hij het glaasje drank boven mijn nog lichtelijk trillende sokken en schoenen omkeren. Het zal wodka met tomatensap zijn, een Bloody Mary,zodat het zal lijken alsof ik in bloed heb gewaad. ik loop immers al jaren tot aan mijn enkels in het nare akelige bloed.'(bladzijde 110) Wordt vervolgd.