met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. Tekstje vooraf bij ‘gesprek mat Robert Zandvliet’. ‘…zij wist hem het gezicht schoon,vindt bijna terloops het ware beeld. Een uitgekleed beeld. Het beeld in mijn hoofd.’ ‘Er hangt een klein lapje stof op de wand. Het is geen schilderij,toch? Maar het is wel een beeld. Als ik dichterbij kom,zie ik rafelranden aan het lapje zitten,dat zo’n veertig centimeter lang en dertig centimeter breed is. Het is canvas,een stuk ongespannen schildersdoek dat met twee spelden op de muur geprikt zit. Aan de onderkant lijkt het zelfs wat los te hangen;als het hier zou waaien,bolde het op. Nee,dit is geen schilderij,zelfs geen schilderijtje. ‘Het is mijn Veronicadoekje,’zegt beeldend kunstenaar Robert Zandvliet enigszins verontschuldigend. Net als Harry Haarsma heeft Zandvliet zich lange tijd met het verhaal van Veronica,de vrouw die tijdens de kruisweg zweet en bloed van Jezus’ gelaat wiste,beziggehouden. Zandvliet kende het verhaal van Veronica niet uit zijn jeugd,voor hem heeft het dan ook weinig met het lijden van Christus te maken. ‘Toen ik me ging bezighouden met die mythe schoten me twee werken te binnen van Spaanse schilders:”Huilende vrouw” van Picasso en “De zweetdoek van de Heilige Veronica” van Francisco de Zubarán. Picasso’s werk is niet mooi geschilderd,eerder lelijk,de schilder heeft er zichtbaar verf afgekrabd. Maar door de manier waarop het gemaakt is,voel je het verdriet van de vrouw. Bij de “Veronica” van Francisco de Zubarán trof me hoe het doekje met het gezicht van Christus is opgehangen,bijna met knijpers,alsof het te drogen hangt.’ (bladzijde 282-286) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘DE WIJZE DWAAS EN ARS POETICA/////hij besloot toen op te trekken/dieper de landstreek van klinkers en medeklinkers in/waar zuivere geluiden groeiden (maar ook ander keelgoed/en lipslimmigheid die de adem zelf intoomden:muisvogels/tussen de adamsvijgen) naar de gebieden waar de zin/en de onzin en de tegenzin aardden,waar strofen/hier en daar ontsproten en vreemde vruchten soms gebeurden/-of zo had hij vernomen,en hij dacht:/de verdrukte trekt er vroeg in de ochtend op uit/om een oplossing of,als het niet anders kan,/een surrogaat voor de pijn te zoeken (een geloof-wat-je-wilt(-/de dwaas vouwt zijn handen en eet zijn eigen vlees op///stil was het daar (nog door geen mond bezoedeld)/een zoemende stilte,een stilte'(bladzijde 138) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.