met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Wat Veronica doet vind ik om twee redenen interessant: zij verricht een daad van empathie,uit medeleven wist ze hem het gezicht schoon,waardoor ze bijna terloops het ware beeld vindt.’ Ik kijk naar het doekje op de muur. Zou dit werk ook een toonbeeld van empathie zijn? Zien we hier iets van het ware beeld? Bij “De huilende vrouw” van Picasso is het goed voorstelbaar dat de schilder zich zo in zijn onderwerp heeft ingeleefd dat de kijker deze empathie voelt,of dat het werk gevoelens van empathie oproept. Picasso heeft het schilderij gemaakt tijdens de Spaanse Burgeroorlog,een paar maanden na het bombardement van de Duitse luchtmacht op de Baskische plaats Guernica. Als reactie op dit eerste terreurbombardement in Europa schilderde Picasso behalve zijn beroemdste werk ook veel huilende vrouwen. Het oeuvre van Zandvliet lijkt zich niet echt te lenen voor het woord ‘empathie’. Of hij nu een televisiescherm schildert,een bioscoopscherm,een autospiegeltje:het gaat hem niet zozeer om het onderwerp,maar om de verf,de brede.meestal goed zichtbare kwaststreek. En het gaat hem,boven alles misschien wel,om het licht. Geen objecten of onderwerpen om empathie mee te voelen. ‘Jij vat het woord “empathie” nu veel te anekdotisch,te narratief op. Wat jij vertelt over de “Huilende vrouw” is het verhaal áchter het schilderij. Het gaat mij juist níet om het verhaal achter het schilderij,achter het werk. Ik probeer alles van mijn onderwerp af te pellen,zodat je een gestript,uitgekleed beeld overhoudt. Dat pellen is de weg,de route om tot het ware beeld te komen.’ (bladzijde 286) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Nog steeds onderdeel van het project ‘Hommages’. Verder met het gedicht ‘DE WIJZE DWAAS EN ARS POETICA’. ‘van smak en zuig,van o en a:hij was nog onbekend/en zonder de wandelstok-en-weg van kaart en kompas/gleden zijn ogen over de zwarte schurftige ruimte/op zoek naar de groenigheid of de flits/die een bron van inspiratie aan zou duiden-/of,als het moest,(wie was hij om zich van trots/uit te hongeren?) een hoopje afgekoelde optelkost/want een levendige hond is beter dan een dode leeuw///tevergeefs,alles tevergeefs;om hem heen waren de dorre woorden/als zand en zand – hij spiegelde zich in het zand/en klaagde (want zo is het toch:/de gebelgde zal tegen de wind blijven spugen en schreeuwen/maar de lippen van de dwaas verslinden zichzelf/en doen de nesteieren teniet-)/’domoor,’ zei hij,’moge je een paraplu doorslikken/en moge die in je ingewanden opengaan…’///en:’mogen al je tanden uitvallen behalve één/en moge die ene vol kiespijn zijn…”(bladzijde 138) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.