met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”We kunnen ons met “trial and error” in het wereldgedruis blijven storten en we kunnen met vallen en opstaan leren. Heel leerzaam,nooit mee ophouden. Maar daarnaast – nu komen kunst en filosofie in beeld – is het niet onverstandig af en toe ook even gas terug te nemen,je van het wereldgebeuren af te wenden en geconcentreerd te kijken of we de juiste voorstelling van de Wereld hebben en of onze belangen legitiem en onze behoeften haalbaar zijn. Mogelijk levert dat geklus aan ons wereldbeeld perspectieven op die leiden tot het ontwikkelen van geplande verbeteringen en adequate zeden en gewoontes die wij kunnen aanleren en verwerkelijken. Niet alleen passief vallen en opstaan,maar ook actief een paar dingetjes tot stand brengen.’ We moeten werken aan ons wereldbeeld. ‘Ja,daarover zou ik het graag hebben. Laat filosofie met non-fictieve taal en woorden de grenzen van ons wereldbeeld aangeven,de non-fictie kant van de zaken. Laat beeldende kunst de mogelijkheden van ons wereldbeeld tonen door vrijheid te nemen in de verbeelding van wat is en kan:de fictie-kant. Op die manier wordt kunst in de samenleving een serie voorzetten aan de burger om niet te verstikken in burgertruttigheid. In beeldende kunst laten we onze ficties vrij en bevrijdend zijn. Zonder vrijheid geen maatschappelijke veerkracht en veranderingsbereidheid bij veranderende omstandigheden. Vrije kunst hoort bij het publieke domein,de niet door economische of politieke wetten dichtgetimmerde vrije leefwerelden van uiteenlopende groepen burgers. de publieke ruimte hoort,letterlijk en figuurlijk,de voedingsbodem te zijn voor hoe wij de bankwereld en onze politiek willen regelen.” (bladzijde 306-307) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘VOOR FRANS VILJOEN/////er zijn dingen die je nooit vergeet of kunt verbergen-/de kattenpootjes van het donker over gesloten oogleden/de korte en hel gapende kuch van de kogel/de koplamp van de motor die de nacht in linten scheurt/geverfde witte maskers van de hoer en de nar/pijn verpakt in cystes en opgeborgen in woorden/de lach van de beul als een dosis strychnine/opdat de vleeskleurige vlam het satijnen beursje niet schroeit/zwarte kraaien op rode hooimijten/en een dwerg met een fluit op de olifantsrug/de toren sinds jaren vol fluisterend vuur/het groene bulderen van de zee/het lange slof-slof schuifel-slijten van de ouderdom/tot op de knieën-/dat zijn de onvervreemdbare herinneringen dat zijn/de kleine hartspiegeltjes meegesjouwd op reis'(bladzijde 160) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.