met het boek van Peter Henk steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘En er is de vrije kunst die instinct en slimheid uit het ambacht meeneemt en ook de plicht om zich bewust te zijn van maatschappelijke grenzen en verantwoordelijkheden,die geen gebruiksvoorwerpen maakt,maar vrij is om voorwerpen om wille van zichzelf te maken. Kunst die in musea geëxposeerd wordt. Op dat gebied heeft Nederland al sinds de Renaissance en tot op de dag van vandaag internationale faam. Ik ben ook trots. ‘Ja,de vrije kunst die niet tot doel heeft om producten voor de kantoorbenodigdhedenwinkel voort te brengen waar mensen d’r lui liefdesbrieven mee kunnen schrijven,maar speciale artefacten – letterlijk “kunstwerken” – waarmee kunstenaars,door te exposeren in openbare ruimten en privésfeer,andere wereldburgers een gelegenheid bieden tot een intervisie van twee wereldbeelden. Er is maar één Wereld,er zijn zeven miljard burgers,en een deel van die burgers is kunstenaar. De dienst die kunstenaars,professionele perspectivisten,aan de burger leveren is het dringend,maar niet dwingend,bieden van een gelegenheid om zich vrij te maken van het door het eigen – doorgaans praktische en handelingsgerichte – perspectief op de Wereld. De opzettelijke vervreemding die het kunstwerk teweegbrengt,maakt de burgerlijke kunstliefhebber tijdelijk los van de eigen praktijk en handelingsperspectieven. Dat vrijkomen is een letterlijk theoretische activiteit.’ Kijken naar kunst noem je een theoretische activiteit? ‘Ja. “Theorein” is in deze zin “belangeloos schouwen” en betekent dat de toeschouwer het eigen belang dankzij de kunstenaar kan overstijgen om later de eigen belangen weer op te pakken,maar ruimer dan voor het kunstkijken begon. Zo kan kunst haar rol spelen in het rijk der vrijheid.”(bladzijde 309) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘VOLMAAKT,VOLMAAKT,GEHEEL VOLMAAKT’. ‘hij zal onthouden-/de gloed van de vlammen in de donker gedroomde ogen/van de vrouw,opgekruld voor het haardvuur,/van reizen uitgemeten in dagen door kronkels van bergen/zo wit dat de ogen kaal voelen,en omlaag/door rijstvelden door goudgespikkelde avonden in Siena,/hij zal onthouden hoe de vrouw schelpjes zoekt/aan de oever van de blauwe zee/aan de rand van de woestijn waar de wind/geluidloos waait,en zwart wordt geschild'(bladzijde 164) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.