met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Ik ben er gek op,maar het beschrijft niet alles wat het geval is in de Wereld. Als we Geest niet van Materie onderscheiden en ze niet allebei een eigen werking,realiteit en werkelijkheid toeschrijven,kunnen we niet praten over wereldbeelden en zijn we gedoemd om vallend en opstaand met onze materiële lichamen als biljartballen hotsebotsend over het aardoppervlak te klotsen. Geen vrijheid,geen overleg. Het is evident dat beeldende kunst alles met de ambachtelijke vormgeving van Materie te maken heeft. “Oil on Canvas”. Maar het is vrije kunst. De vorm ligt niet al vast,het plan niet,het design niet. Precies op dat punt is kunst de producent van geestesproducten. Beeldende kunst levert materiële artefacten,bewerkt in de Geest van de kunstenaar,voor geestelijke verwerking door de toeschouwer. De werkelijkheid van wat een kunstwerk tot kunstwerk maakt kan alleen besproken worden in termen van Geest. Kunstconcipiëring en kunstbeleving bestaan alleen in de Geest.’ En nu ga jij de zaak in evenwicht brengen. Materialisme wordt uitgebreid met Geest. ‘Ik ga de zaken volledig omdraaien. “Materie” is net zo’n abstract begrip als “Geest”. En als je het op de keper beschouwt,is het makkelijker om “Materie” te begrijpen als een fictie van onze “Geest”,ons gemoed,dan omgekeerd “Geest” te verklaren vanuit de “Materie”‘. Nu ga je te hard.'(bladzijde 312) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘TRANSIT’. ‘in de nanacht hebben de sterren gesneeuwd/en waren in de heuvels jakhalzen misschien/maar bij de eerste ochtendschemering/was de wereld te koud voor sneeuw/en toen we brandstof moesten tanken/was het op een eiland in een zee van vergezichten/naaktbomen grijsland waar de zee miljoenen/jaren geleden is uitgestroomd/ en vroege arbeiders/zijn van nergens vandaan naar hun werk toe gelopen/almaar achter hun koude voetstappen aan/onder het levende schuim van de wolken/en konden het geklak va onze voetboeien niet horen'(bladzijde 168) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.