met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”De sluier van Maya is over je natuurstaat gevallen,je bent tot cultuur veroordeeld,je leeft in ficties van jezelf. Zodra het materiële wereldbeeld een materieel mensbeeld is geworden en uiteindelijk zelfs je zelfbeeld is gaan bepalen en bij te sturen. De verloren lichamelijkheid komt niet weerom door heel hard bergen op te fietsen als je kanker hebt,want dood ga je toch. Maar intussen lijkt het volkomen gezond verstand te denken dat je fitness moet oefenen om je lichamelijkheid recht te doen. Dat is een recept voor ongeluk en teleurstelling. Want wat is fitness? Niet de perfecte gezondheid van een onsterfelijke,maar het vermogen “tot fit in” van tragische stervelingen in een veranderlijke Wereld,ontdek je nooit wat nodig is om wel “fit” te zijn. Heb je eenmaal een degelijk zelfbeeld,dan komt je “zelf” nooit meer achter dat beeld vandaan. Je krijgt te veel haast en zoekt de paradijselijke onbevangen lichamelijkheid van vóór het vijgenblad op de diametraal verkeerde manier. Daarom zei Kafka:”Hetzelfde ongeduld dat ons uit het paradijs verdreven heeft,maakt dat wij er nooit meer in zullen terugkeren.” Kafka was wel bijzonder somber. Hij stelt niet minder dan dat de omkeer naar een beter passend wereldbeeld wel wenselijk,maar niet mogelijk is. Dat duwt ons wel heel diep in de tragiek van het bestaan en laat geen enkel handelingsperspectief meer open dan slempend en buffelend te wachten tot genetici onze lichamen zo hard gemaakt hebben dat we echt niet meer doodgaan. Je kunt je tot die tijd laten invriezen Daarmee gaat men ervan uit dat de ideale situatie achter ons ligt. Terugkeer daarnaar is inderdaad onmogelijk.”(bladzijde 316-317) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘TOEVLUCHTSOORD’/////vanaf het begin was het voorbestemd/dat jullie ons zouden verstoten/eerst met schimpscheuten en lasterpraatjes/stompe zakmessen die stokken ontschorsten/toen met bespotting en openlijke zwartmakerij;/en wij maakten ons verder los uit de kring/van gemoedelijkheid het soepele latwerk van schaduwen/onder de vijgenboom de muisvogeldromen/ik met mijn opa een bundel beenderen op de rug/en mijn vader een strompeling aan de hand/weg van de oude boomgaarden en de cirkels vrede/ van de ringmuren/tomatenvelden onder sprenkelbevloeiing/zilverige landschappen onder wolkenspoed-‘(bladzijde 172) Wordt vervolgd.