met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Voor mij is het een plezier om die moeite te doen. Het is een feest om in die broze begripssfeer rond te dwalen en er kunstenaars tegen te komen die,hoe trefzeker ze ook zijn in hun kunst,als het op verwoording aankomt in dezelfde verlegenheid zijn als jij. Het profijt zou kunnen bestaan in het scheppen van een atmosfeer die ontmoetingen mogelijk maakt. Esthetische indrukken zijn in eerste instantie strikt privé,alleen ons verstand – ons onvolprezen kletsvermogen – is sociaal.’ Zijn er geen dwingende redenen voor de kunstenaar om verwoording van het verbeelde serieus te nemen? ‘Nee,geen dwingende redenen. Het is het mooiste als er geen noodzaak tot praten is en we het toch doen. Omdat we het willen,niet omdat we het moeten. En het hoeft echt niet. Een kunstenaar die zich onvindbaar maakt in Roemenie en zijn werk direct zelf aan de allesbrander toevertrouwt zonder de bewerkelijke omweg via de Kunsthal,zal geen uitnodigingen tot een gesprek ontvangen en hoeft nergens Woorden aan vuil te maken. Maar ook voor beeldend kunstenaars die met hun werk wel het publiek zoeken zijn er geen dwingende redenen voor verbale toelichtingen. Iedere kunstenaar heeft de vrijheid het werk te tonen,maar er tegelijk op te staan dat het voor zichzelf spreekt en er niet verder over te willen praten. Ik vind dat volstrekt legitiem. Al was het maar omdat ze beducht zijn voor de twijfel die filosofen terecht aan hun eigen woordpoeperij hebben,zoals Peter Sloterdijk,die op een moment van gepaste zelfkritiek verzuchtte:” Ist Philosophiae vielleicht doch die Ubertragung des Unsagbaren ins Unverstandliche?” Als je niet met je eigen medium werkt is het vaak beter niet vertrokken te zijn dan heel lang de verkeerde kant op te lopen.”(bladzijde 323) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breitenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘VOOR MOEDER’. ‘en wulps gebeeldhouwde boegnimfen van een ander halfrond;/de zee van genade/waar je niet weet of de ogen van de branding lachen of huilen/en elke regenboog sluiers vol regen meesleept-(zeg me,/waarzegger,wat is het blauwst:de berglucht,/de zeeglinstering of het brilletje van opa?);/zijn huis armoedig?Nee,al moest hij ook uit zand en keien/wegen maken voor de Afdelingsraad,/ zijn huis was een huis vol namen:'(bladzijde 180) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.