met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Of denk-dit is een voorbeeldje uit de “performing arts”-aan de Russische prima-ballerina die niet wilde uitleggen wat ze bedoelde met haar vertolking van de stervende zwaan:”If I could tell you that,do you think I would put myself through the enormous trouble to dance it?” Of zoiets,ik citeer uit mijn geheugen. Bovendien staat niets mij in de weg om van het werk van kunstenaars die niet willen praten te genieten en het wel te bespreken. Ik kan mijn eigen maatstaven voor prudentie aanleggen en er is absoluut mooie filosofie over kunst,van diezelfde Peter Sloterdijk bijvoorbeeld,ik hou van hem. En van ome Immanuel Kant,ook geen kleine jongen als het op esthetisch oordeelsvermogen aankomt. Kunstenaars die niet mee willen praten over hun eigen kunst hebben trouwens vaak hun eigen charme,juist omdat ze monomaan communicatief zijn met hun kunst en daarbuiten helemaal niet. Zo iemand mept je van je sokken met zijn of haar werk,maar is bijvoorbeeld tegelijk een arrogante,zelfingenomen,over het paard getilde,stronteigenwijze,onsympathieke,eigengereide,misantropische zakkenwasser. De romantiek van de onaangepaste mafkees zou ik niet willen missen-als mij door zo iemand de toegang tot het museum maar niet ontzegd wordt. Dat soort excentriekelingen hebben hun charme en ik praat wel met anderen over hun werk.” (bladzijde 323-324) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘VOOR MOEDER’. ‘Sebastiaan,Rachel,Johannes en Bettie,Schalk,Martha,Anna,/Berten Susanna en de rest;er was de reidans/en de polka,de mandoline en de trekharmonica en muziek van faam;/als eigen bezit op genadegrond waren er bietenbosjes en bezemstruiken/en zuring en goudsbloemen en heide en gelach:uit de schatkist van de zee/kwamen alikruiken,parelmoer,meerschuim,kabeljauw;/de bomen droegen zon;in de voorraadkast was zoetwaar,vlees en meel/in de keuken pannenkoeken en honing/uit de greppels vol bijen,want zo zijn de bloemen;’ (bladzijde 180) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.