met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Zo wild soms dat de natuur er niet zelden door in het gedrang komt. En wat doen we als we ons zorgen maken over onze gedragingen in de natuur? We onderzoeken de mentaliteit die tot misbruik leidt,beleggen conferenties over mentaliteitsverandering,trainen nieuw handelingsrepertoire en trachten de wereld in een andere geest tegemoet te treden.’ In dat beeld past Van der Laakens meditatiecocon? ‘Ja. Meditatietechnieken zijn gericht op het vermijden van de verwarring die altijd in ons gemoed loert. Van der Laaken bewijst mij een grote dienst. Je gaat in een vilten cocon zitten,sluit de buitenwereld uit,telefoon weg,je hoeft niets meer. Hij toont,door een manipulatie van mijn zintuiglijke toegangspoorten tot de veranderlijke wereld,de realiteit van mijn woeste gedachten en wilde waarnemingen. Hij geeft,en daar ben ik hem erkentelijk voor,geen opdrachten mee. Hij toont aan,letterlijk,en hoeft niets te bewijzen. Als ik na drie minuten terug wil vluchten naar lichtschittering en geroezemoes,moet ik dat zelf weten,maar ik ben in ieder geval uitgenodigd mijn gemoedsbewegingen op zich te beschouwen en er eventueel vorm aan te geven.” (bladzijde 335-336) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘RIJLIEDJE VAN DE BRUIDEGOM’. ‘en wanneer de wereld draait…/ga met mij mee terug naar mijn eeuwige bed van sneeuw/achter witte schutmuren hoog op het dak van de dag/waar de vijgenboom zijn koninklijke koelten in rijmpjes prevelt/en granaatappels als gouden wangspiegels op de hellingen leven/waar in het hart van de put zwart en diep water sijpelt/opdat jij me wijs kunt maken hoe de seizoenen maar wiegen en wiegen/en hoe de bloesems het hele jaar door blijven groeien///want jij hebt bezit van mijn lever genomen-/wees de steunpaal van mijn tent mijn bergvrucht mijn woestijnbokje/laat me het bruidsgewaad van je getatoeeerde zoetigheid afstropen/en wijdbeens wijdbeens door de kloven naar de hemel toe rijden’ (bladzijde 196) Wordt vervolgd.