met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”En zo levert ieder bildungsprogramma eigen meditatietechnieken. De religie,zowel de Oosterse als de Westerse,brengt mensen in een speciale zittende houding (letterlijk sedentair!) en leert de beeldenstroom te beheersen door ontspanning en het loslaten van beelden die het gemoed automatisch bestormen. Meditatie door ontspanning. Het is de kern van boeddhistische Meditatie en mindfulness. Mentaal terugkeren in het hier en nu door hersenspinsels los te laten. Dat lukt pas na veel oefenen,maar je kunt het nirwana bereiken zonder op te staan. Het nirwana is een toestand in je gemoed. Het lijkt op de katholieke Meditatie bij Meister Eckhart,die voert naar “Abgeschiedenheit” of “Gelassenheit”. Zijn definitie daarvan is woordloos,beeldloos en belangeloos bij de dingen stil te staan. In de filosofie zijn mooie vormen te vinden van Meditatie door inspanning. Daarvoor hoef je niet in verborgen hoeken van de westerse filosofie te zoeken. Ludwig Wittgenstein kun je nemen om “de beheksing van het verstand door de middelen van onze taal” te ontzenuwen. Immanuel Kants kritiek van de zuivere rede is niets dan de grensstelling (“krinein”) van de zuivere rede die wij hebben losgeslagen van zijn ankers. “Zuiver” is voor Kant geen aanbeveling,maar eerder een waarschuwing om er niet los van de empirie op los te leuteren.”(bladzijde 336-338) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘METABOLISCH/////toen ik op de stoel klom/om het gouden stof van de zuidoostenwind/van de hoge vensterbank af te vegen/zag ik aan de andere kant van de stalen tralies/in een fractie van inzicht/twee zwaluwen tegen de avondlucht in dartelhang/beurtelings in de glans van de stervende aarde gevangen los/als bladscheepjes van de oneindige blauwe hemelse eucalyptus/vrij vrij vrij/glijen en haken tussen vuur en droom;/en er is leven in de stofwisseling tussen oog en vlucht/om de boog van wenteling in rook gesnoerd/mijn vriendin,mijn zuster,mijn vrouw-/elk uur al sinds het oudste teken/is een ritus van nemen en geven-‘ (bladzijde 198) Wordt vervolgd.