met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Dat antwoord roept een nieuwe vraag op:wat is er tegen fraai,knap gemaakt en kunstig? Hoe mooier hoe beter,hoe beter hoe fijner – toch? ‘Uit het feit dat Ambachtelijkheid zo ongeveer uit de taboesfeer gehaald moet worden,blijkt dat het helemaal geen onschuldig begrip is. Er hangt een burgerlijk sfeertje omheen. Een kunstenaar prijzen met “kunstig” en “fraai” doe je alleen als je er geen klap aan vindt en toch iets aardigs wilt zeggen. Zoals je op kraamvisite bij mensen die een oerlelijke baby hebben gekregen zegt dat de vingertjes zo schattig zijn en “werkelijk alles eraan zit”. Ambachtelijkheid klinkt naar kunstenaars die een vak geleerd hebben,maar gespeend zijn van iedere creativiteit. Ambacht heeft dezelfde stam als ambtenaar,en ambtenaren zijn nu eenmaal niet de meest om hun originaliteit geprezen beroepsgroep in Nederland. Na de oorlog werd ambtenaren verweten dat ze de bezetter even trouw volgden als daarvoor de Nederlandse regering. Over hoe onterecht dat is jegens ambtenaren,valt veel te zeggen – het heeft alles te maken met de vlucht van het bevoegde gezag naar Engeland,zodat de Duitsers hier geen bezetter waren,zoals in Denemarken,maar het nieuwe rechtmatige bevoegde gezag en dus de nieuwe werkgever van de ambtenaren – en alle niet-ambtenaren denigreerden er vrolijk op los.”(bladzijde 341) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘OP WEG NAAR KU’. ‘binnen bij hem was het stil/zoals altijd,waar hij lag,languit,de ogen/als twee grijze kievieten met de rugjes gekromd/en de vleugeltjes open/op pikzwarte kolen broedend/zodat je niets kon zien van de ogen,/enkel wierookstokjes brandden in het schemerduister/zoals elk vuurvliegje om zijn zoete vuurtje zit en gloeit'(bladzijde 200-202) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.