met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Romantici beginnen daartegen te protesteren uit naam van de uniciteit,originaliteit en genialiteit van de kunstenaar en het particuliere en bijzondere van wat geschilderd werd. Als de Verlichting schaduwzijden heeft,is dimmen de beste strategie. In de wetenschap rond 1900 heette het Verlichtingskamp “nomothetisch” (zoekend naar algemene wetmatigheden die voor iedereen en altijd gelden;de Wet van behoud van energie bijvoorbeeld geldt voor iedereen,ook voor wie zichzelf uitput in de sportschool) en de romantische wetenschappers “ideografisch” (diepgaand uitzonderlijke gevallen en gebeurtenissen beschrijvend). Het is begrijpelijke pendelbeweging die je in verschillende perioden ook in de kunst ziet. Als ik gelijk heb,kondigt de herwaardering van Ambachtelijkheid het einde van een romantische periode aan.’ Vreemd,voor mij heeft het woord ‘Ambacht’ juist een gezellige,ouderwetse bijklank,ik zou haast zeggen:romantisch. Grolsch heeft de ziel van Nederland geraakt door vioolbouwers en bierbrouwers samen te brengen onder het motto ‘Vakmanschap is Meesterschap’. ‘Je denkt aan mandenmakers,klompenstekers en kaasmakers. Maar dat is geen romantiek,dat is nostalgie. Waarnaar? Naar verleden tijden toen we nog samen dingen deden,onze kundigheden aan elkaar overdroegen en er bescheiden voor de gemeenschap werd gewerkt.”(bladzijde 342-343) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ”LEVEN IS BRANDEN’/-Andrei Voznesenski/////helemaal helder en helemaal stil:leven is verteerd worden/zoals deze zomerdag van heerlijkheid;is weer/en altijd het draaien van de aardbol prijzen,het soepel lover/van bosjes,waterkanten,rotstongen,de hartenklank van vedervolk omtoveren/in kettingen die de stilten schakelen;hoe volkomen rijk/is de berg,helder en kaal – een pluim prijkt/reeds wit waar de wind gezwind fijne fluittonen en wimpels/bol zal blazen,het is volbracht,kringlopend heeft de seizoenencyclus oude/rimpels/als wormen uitgestoten uit de schoot – maar kijk,elk zijn we/zelf koetsier van vergaan,oprechte bidsprinkhaan met handen verwelkt/aan de leidsels van de doodskar,want zo met bidden en smeken is onze reis/gewikt,koel,een skelet gekelkt in de dagpon van vlees…///brand,brand samen met mij,mijn lief – naar de hel met het verderf!/leven is om te leven,is om leve-leve te sterven///31 december 1979′ (bladzijde 204) Wordt vervolgd.