met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Geloof je daarin,in zo’n genie? ‘Nee. Dat zou “creatio ex nihilio” zijn,schepping uit het niets. Het woord “genie” vind ik onaangenaam,omdat het suggereert dat het voor ons niet weggelegd is en zelfs de kunstenaar er weinig aan kan doen. Die is de min of meer toevallige ontvanger van een talent en geeft zijn werk ook maar lukraak door aan de wereld. In die sfeer doe je geheimzinnig over de enorme inspanning die alle kunst vergt. Ik heb zelf ook last gehad van die opvatting. De jaren zeventig,de tijd waarin ik opgroeide,waren sterk anti-ambachtelijk. Het was niet hip te oefenen en te trainen om iets te bereiken. Ik bewonderde de individuen die,naar ik dacht,zonder noemenswaardige oefening tot iets ongelofelijks in staat waren. Dat was de heersende opvatting en dat dacht ik zelf ook. Ik ging piano spelen. Maar toen het buurjongetje het beter bleek te kunnen dan ik,hield ik er acuut weer mee op. Hij had talent,ik niet. Die houding staat lijnrecht tegenover de ideeën van iemand als Peter Sloterdijk. Aan zijn eerste hoofdwet van de artesdynamica – “Üben,üben,üben”- zou ik graag meteen de tweede toevoegen:doorgeven,doorgeven,doorgeven. De gedachte dat talent,genialiteit,vanzelf komt bovendrijven,staat lijnrecht tegenover de opvatting dat alles wat boven het menselijke uitsteekt door mensen gemaakt moet worden.”(bladzijde 346-347) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘VOORWOORDELIJK/////hoe ouder je wordt hoe stiller/ je bent/buiten in ochtendzon/licht over één schouder/lees je in het boek/een knapzak voor de nacht/de wijsheid van alle onzekerheden/(o,hoe het woord kleur bekent!)///door hemelen zweeft de roze heteluchtballon/met tong van sluipend vuur/op weg naar bergen/die je niet hoort/en later fluister-fluisteren cicaden/om de stilten van de hitte met schaduwen te omzomen'(bladzijde 216) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.