met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘De essentie,zegt Leemeijer,is ‘dat wat voor iedereen,altijd,tot de kern van de polder behoort’. De een vond de essentie van de polder in de geur van de sloot,de ander in het hooi,in gekuild gras of in geschoren koeien. Zo ontstond de geest van het gebied,de geest van de polder Mastenbroek. De geuren heeft zij in een potje gestopt,waarna zij de waarnemingen van de bewoners heeft overgedragen aan een parfumeur. Hij heeft naar haar geluisterd en is aan het werk gegaan. Daarna,zegt ze,verandert het project:het is niet langer realistisch,het wordt abstract. Dan wordt het abstract. Kun je daar iets mee? ‘De hele Mastenbroekpolder,met alle visuele,auditieve en tactiele indrukken die daar deel van uitmaken,is besproken met meerdere huidige en voormalige polderbewoners. Dat geeft al een beweging weg van het puur subjectief concrete. En vervolgens is de kern gedestilleerd uit alle verhalen:als je niet alle indrukken van de polder in een flesje kunt stoppen,doe dan de olfactorische. In alle herinneringen was de geur het sterkst vertegenwoordigd. Het terugbrengen tot de essentie is een volgende abstractie.”(bladzijde 372) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE KOP VAN WOORDEN’. ‘de schande van stations/gevangenissen,een troebele lijst/van namen/en schaduwen en schimmen/en galgen en data en knokkels,/de vijfduizend verduisterde fonemen van de hartstocht/en sjaals en ketens/als slakken over het oog///toen het nog nacht was stond ik bij het raam/op zoek naar het witte dagnieuws van de oceaan,/jij op je hoede ergens tussen/wegvliegen en aankomen,/en ik was bang///maar nu breekt de morgen aan,/en nu ben je jong,/dit dan jouw dag van vogels/opnieuw jouw lied’ (bladzijde 252) Wordt vervolgd. Dit gedicht is nog niet af.