met het boek van Peter Henk Steenhuis en Rene Gude ‘door het beeld door het woord’. ”De gedachte is mooi en ik wil haar graag veralgemeniseren tot de antropologische stelling:mensen bewaken de zaken die noodzakelijk voor hen zijn,of gewoon dierbaar,het liest op een vaste plek,en houden er veel minder van om er de godganse dag achteraan te hollen,zonder te weten waar ze terechtkomen. Het idee van Sloterdijk is dat wij mensen sfeer bouwende wezens zijn. Wij nemen geen genoegen met onze natuurlijke omgeving,maar maken van bijna alle elementen in onze omgeving een artefact. Daarin zijn we nu zo ver gevorderd dat natuurlijke zaken in ons leefmilieu nauwelijks meer een rol spelen. De temperatuur in ons huis is constant,lichtsterkte idem;we wachten niet meer tot we een omgevallen boom tegenkomen waar je wel aardig op kunt zitten,nee,we maken een stoel.’ Wij nemen geen genoegen met onze natuurlijke omgeving,maar maken van bijna alle elementen in onze omgeving een artefact. ‘We kennen Heimwee pas sinds we heimen of heemsteden zijn gaan bouwen,zo’n tienduizend tot vijftienduizend jaar geleden. Op dat moment zijn we stil gaan zitten of liever:druzisch om huis en haard heen blijven cirkelen.'(bladzijde 377-378) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘GOREE-UREN’. ‘op het strandje zijn witte duiven aan het pikken,op hun hoede/voor wegwerpkatten die hiernaartoe komen/om hun uitwerpselen te begraven/en te wachten op een portie wergwerpvis/uit de diepten van de nacht;/daarna zijn het vleesvliegen die flonkerend samendrommen/rond de vissenkoppen die niet verorberd konden worden;/en dan ga je terug naar de binnenplaats/waar het nog koel is en vlezige bladeren van de jasmijn/afgerukt door de warme wind van de nacht/als geurige witte scherven over de keien gestrooid/het huwelijk gedenken’ (bladzijde 262) Wordt vervolgd.