met het essay van P.F.Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik’ uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘We hebben alleen onze eigen vertaling. Iedereen zet wat hij ervaart om in zijn eigen verhaal. Dat heet begrijpen. begrijpen is andermans gedachten bevattelijk maken voor persoonlijk gebruik. Dat doe je in je eigen woorden,niet in die van een ander. Je breekt het bouwwerk eigenhandig af en bouwt het naar eigen inzicht weer op. De taal die je gebruikt,stapelt zich rondom je op als een hoogstpersoonlijke toren van Babel. Je kunt vanaf de transen naar elkaar zwaaien maar je bereikt elkaar nooit. We doen ons best iets van elkaar te maken,maar wat dat is,kan iedereen alleen in zijn eigen woorden uitleggen,zelfs al gebruikt hij daarvoor de woorden van een ander. Er bestaan alleen eigen woorden,in een kakofonie van vreemde talen. je maakt dus altijd je eigen versie van iemands verhaal,zelfs al gebruik je er precies zijn woorden voor. Van dit laatste wordt in het verhaal ‘Paul Menard,schrijver van de Don Quichotte’ van Jorge Luis Borges een sterk staaltje gegeven. Er wordt een obscure Franse symbolistische auteur opgevoerd die in een vlaag van ’totale identificatie’ in zijn eigen woorden letterlijk enkele hoofdstukken van de Don Quichotte schrijft. Volgens Borges zijn die fragmenten beter,want dubbelzinniger,dan die van Cervantes.'(bladzijde 47-48) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘BELIJDENIS’. ‘ik heb nooit voor het volk gestaan/om de koers door de woestijn aan te geven/met een staf die beefde van woede en wraak/al heb ik waarschuwingen onder mijn tong gestotterd/tot mijn wangen aan flarden hingen van het kauwen op bittere woorden///ik heb nooit een huis aan zee bezeten/met tien slaapkamers en een zwembad voor naakte gasten/maar wel een zolderkamer in Parijs met muizen en motten/en het bezinksel van jaren aan fijne zwarte bezoedeling///ik heb hoog en laag proberen te preken/tegen armoede en onrecht/maar uiteindelijk was ook dat/slechts zelfbevlekkende romantiek/en niemand wilde accepteren dat ik een Afrikaan was'(bladzijde 284) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.