met het essay van P.F.Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘De ‘universele’ herkenbaarheid maakt communicatie mogelijk:je herkent meteen het patroon. Zoals de reiziger ook steeds in hetzelfde type hotel terechtkomt,zo kan de veelbejubelde communicatie ook enkel ontstaan als de deelnemers bij voorbaat weten waarover ze het zullen hebben. Door velen wordt deze situatie geruststellend gevonden. Het geeft hun de illusie dat er zoiets bestaat als een evidente werkelijkheid,door hen ook wel kortweg als de werkelijkheid betiteld,de enige welteverstaan. ‘Hoe komen we aan dit denkbeeld? Het staat als het ware als een bril op onze neus,en wat we bekijken,bekijken we door die bril. We komen helemaal niet op het idee hem af te zetten.’ (Ludwig Wittgenstein,Filosofische onderzoekingen. Vertaling Hans W. Bakx,Meppel,1976,p.82) Op mij is het standaardiseren van een enkele,een en dezelfde,evidente werkelijkheid altijd als armzalig en leugenachtig overgekomen. ‘Een van de weinige woorden die niets betekenen zonder aanhalingstekens.’ (Vladimir Nabokov,Lolita. Vertaling Rien Verhoef,Amsterdam,1994, p. 368) De werkelijkheid – die ene dus – is een simplificatie.'(bladzijde 51-52) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE UITTOCHT/in een taxi in de regen in New York’. ‘luister,je hoeft alleen maar je lippenstift mee te nemen/en ik twee flessen wijn-/en samen zullen we ontwaken uit de donkere stroom/van diepe reizen/op een licht bed in een vreemde herberg/met het bleke gerochel van het water/nog in de goten///opdat ik dronken van rood mag spotten-/nee,in rood kan schrijven op de spiegel:/ik hou van jou-/ja,onderstrepen:laat ons toch de zee splijten/naar het beloofde land van liefde'(bladzijde 288) Wordt vervolgd.