met het essay van P.F. Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Het is paradoxaal de kunst geweest die de esthetische ervaring naar ongevaarlijk terrein heeft geleid. Dat heeft te maken met de noodlottige verbondenheid van kunst met het begrip schoonheid. We komen hier bij het beruchte kantiaanse leerstuk van het ‘belangeloze welbehagen’,dat de kunst met haar aura van verfijnde vrijblijvendheid heeft opgezadeld. ‘All art is quite useless.’ Deze conclusie van Oscar Wilde aan het slot van zijn voorwoord bij ‘The Picture of Dorioan Gray'(1890) is de ultieme triomfkreet van de l’art pour l’art-aanhangers geworden. Het nutteloze als de geuzentitel der edele verdoemde dichters. Nut is voor burgers. ‘We can forgive a man for making a useful thing as long as he does not admire it,’stelt Wilde vanuit de esthetische hoogte. ‘The only excuse for making a useless thing is that one admires it intensely.'(Oscar Wilde,Plays,Prose Writings and Poems. Londen,1975,p.70) Kunst die gevrijwaard is van elk belang,elk nut,elke binding,elk doel,kan – als een godheid – enkel nog aanbeden worden. ‘Die sinnliche Darstellung der absoluten Idee als Ideal’ heet het dan bij Hegel. Met gewone dagelijkse dingen heeft het in elk geval niets van doen.'(bladzijde 55-56) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘Dit is het seizoen’. ‘gewaarwording is een schip dat afkoerst op open zee/en het leven een lichaam dat over zijn zij glibbert/en wegzinkt als een snik/om morgen tussen de rotsen aan te spoelen/en post mortem open te vouwen/op zoek naar betekenis///wanneer de maan vol bederf zit/zal ik naar Santiago de Cuba gaan/zal ik naar Santiago gaan/in een rijtuig van zwart water///dit is het seizoen waarin kerkklokken luiden/en sneeuw over torens en spitsen en pieken moet glijden/stilte de holten van de stad moet toedekken/als een uit de hemel neergedaalde kou'(bladzijde 294) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.