met het essay van P.F.Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Deze denkwijze suggereert dat er een positie buiten de maatschappij mogelijk is. Het is de klassiek geworden rol van de kunst als een betere wereld dan de wereld zelf. Het herwonnen paradijs. De kunst als lichtend voorbeeld,als voorbeeld van zuiverheid en volmaaktheid. Onsterfelijk ook,vanzelfsprekend. Als je er oog in oog mee staat,is bewondering verplicht. Anders heb je als toeschouwer gefaald. Het is,kortom,dat soort kunstbeleving waar je op den duur vanzelf tegenaan gaat schoppen,als je een beetje guts hebt tenminste. Heiligheid vraagt nu eenmaal om ontheiliging. In zijn ‘dagboek 1953-1969’ beschrijft Witold Gombrowicz de wanhoop en weerzin die hem overvallen wanneer hij in een museum door de zalen vol erkende meesterwerken dwaalt. ‘Ik verlang van kunst niet alleen dat zij goed is als kunst,maar ook dat zij goed in het leven is ingepast. Ik verdraag noch haar al te belachelijke tempels,noch haar al te belachelijk makende aanbiddingen.’ Gombrowicz ontwaart hypocrisie,snobisme en bedrog:’Voordat wij voor een meesterwerk op de knieën zinken,vragen we ons af of het er wel een is,willen we weten of het ons wel mag betoveren,informeren we vlijtig of we die hemelse genietingen wel mogen ervaren – en pas dan laten we ons in geestdrift gaan.” (bladzijde 57-58) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘ZO ERG IS HET NIET OM DE STRIJD ONEERVOL TE VERLATEN/’want in mijn hart leven je kussen/als rode vlaggen’/-Pablo Neruda///toen nacht het uitzicht op de berghellingen/uitwiste als smog over de barrio’s/van bittere armoede/en de aasvogels in het duister boven de stad/hun tastende vlucht moesten afdraaien/onder de bezoedelde hemel,/heb ik met haar gedanst/gezien hoe haar rok opbolde/hoe haar rode schoenen over de vloer flitsten///we dronken twee flessen zware Argentijnse rode wijn,/in een stilzwijgende overeenkomst liet ze me toe/in haar kamer/en tot haar bed’ (bladzijde 298) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.