met het essay van P.F. Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk.’ ‘Waar het autonome kunstwerk ‘een doel in zichzelf’ vindt (Hegels definitie),om zichzelfs wille bestaat,daar gebruikt de geëngageerde kunstenaar zijn werk om een ‘goed doel’ te bereiken. Nut gaat hier boven schoonheid,ethiek boven esthetiek. ‘All art’ moge dan ‘quite useless’ zijn,het geëngageerde kunstwerk wil zijn doelmatigheid bewijzen in de maatschappij. Zulke kunst heeft,zo heet het,een boodschap. Het effect hiervan is dat de ethiek de esthetiek naar de achtergrond duwt. Het reduceert de kunst tot een ornamentele rol,bedrieglijke verpakking van een inhoud die bij voorbaat al gevormd was,die zonder het kunstwerk ook al bestond. De bekendste boodschap is zonder twijfel de blijde boodschap. Het evangelie is de moeder aller boodschappen. Er zijn de prachtigste voorbeelden van kunstwerken die het geloof in Christus en het eeuwige leven hebben willen dienen. De hele kunstgeschiedenis zou er anders hebben uitgezien als God niet had bestaan. Maar uiteindelijk zijn al die meesterwerken een doel in zichzelf gebleken. Wat wij ervaren is iets goddelijks dat door een mens is gemaakt. Je gaat in muziek geloven als je de ‘Matthäus-Passion’ hoort,als je het mij vraagt. Dat een ander die ervaring aan ‘God’ toeschrijft,is een kwestie van semantiek.'(bladzijde 60-61)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘DE WEG TERUG’. ‘hoe zullen we de afstand bezweren?/we stoppen de reizen en getijden vol/met woestijnhoning en sprinkhaanvlees/en de vergeten onthoudsels van het Oude Land/opdat een goede geur uit de heuvels komt/en boekhoudt in het stof///toen zei Woorddwaas tegen de vrouw en het kind/kom we beelden ons in verkenners te zijn/rapen hout bij elkaar/en steken het vuur aan/ons sein aan de burgers/van de dode stad/dat wij de maan/ uit haar donkere holten willen lokken/om haar met de pompoen te verzoenen///verder zei Woorddwaas tegen de vrouw en het kind/vergeef me alsjeblieft/een mens maakt gedichten ook van stokjes en zaad/om de zachte woorden op te vangen/een mens zoekt altijd maar rijm en maat/en dan het vuur van verwerkelijking/jullie mogen dit niemand zeggen'(bladzijde 302-304) Wordt vervolgd.