met de lezing van P.F. Thomése ‘Het raadsel der verstaanbaarheid,over de kunst van het authentieke’. ‘Een inzicht overigens dat hem niet verder zal brengen. Het zijn losse eindjes,en ondertussen probeert u de rode draad vast te houden die ik voor u lijk uit te rollen. Daar moet u op vertrouwen. Als ik die draad niet bij me heb,zijn we hier met zijn allen mooi de klos. Dan zit u naar het gezwets van een gek te luisteren. Dat moet worden uitgesloten. Van de man die spreekt wordt een ordelijk vertoog verwacht met een kop en een staart. Een betoog dat we kunnen samenvatten,in een paar woorden kunnen navertellen. Zolang ik me kan heugen is er in mij een innerlijk verzet tegen een dergelijke opgelegde vorm. Zodra ik in een vooropgezette situatie word gedreven bevangt me een grondig gevoel van misplaatstheid. Musea,collegezalen,bibliotheken,noem de eerbiedwaardige cultuurtempels maar op:ze vragen,ze smeken om iconoclasme. Hun vorm sluit zich om je,bezorgt je claustrofobie. Ik wil eruit! Wie kent niet de verveling die je bevangt als je door zalen vol Grote Kunst dwaalt,de benauwenis van een theaterstoel in een oceaan van tijd zonder een pauze in zicht. Verveling lijkt zo bezien het fundament van de hogere beschaving. Zonder een flinke portie verveling geen topkunst. Als er iets verveling oproept dan is het het woord ‘kunst’ en het toppunt van verveling moet dan wel topkunst zijn. Topkunst is kunst waarvan de vorm voor iedereen vastligt,zo vast dat elke uiting ervan als het ware synoniem is voor de topkunst als geheel.'(bladzijde 118) Wordt vervolgd, Nu het laatste gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘HET BLOED AAN DE DEURPOSTEN/////oude dichter/kom/breek het ongedesemde brood/neem het water/dit is je maaltijd van verlichting///je vraagt/wachter op de stadsmuren/rechter van de ongetelde uren/wanneer valt de dag weer open?///weet dan/ergens anders is het altijd dag/alleen jij bent blind/en de schaduwen die onze wereld verstoppen/zijn heuvels/zijn vogels///de krab barst uit zijn pantser/laat de kanker uit je opbloeien/werp je ziel op/neem je eigen dood/want witter dan sneeuw nog witter/dan de eerste dageraad/zal jouw bloed je wassen'(bladzijde 310) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.